120. De andere kant van de rassenmedalje.
Honderdvijftig jaar geleden vingen de godvrezende nederlanders mensen in Afrika en verkochten die. Honderd jaar geleden schaften wij de slavernij af. Nou zien wij, op een paar dominees na, in dat geen mens door zijn ras gedetermineerd moet zijn tot het vervullen van lagere funkties in ons bestel, om de slavernijiet wat eufemisties aan te duiden. Maar terwijl de oorsprong van de rassen onafzienbaar is, ligt de oorsprong van koningen geschiedkundig om de hoek: een suksesvolle ezeldrijver van gisteren, een smid van eergisteren, een beroepssoldaat van de vorige week. Welnu, een ras uit militair sukses laten emaneren en daaraan onze aanzienlijke, bovenal ook onze belangrijkste funkties in het maatschappelijke bestel erfelijk ophangen, vormt de keerzijde van de rassenmedalje. De opheffing van het erfelijke koningschap is even nodig als de afschaffing van de slavernij.
Een politieke partij die de afschaffing van het erfelijke koningschap niet in zijn programma plaatst, mag zich niet socialisties en niet humanisties noemen.
Zijn dit geringere zaken, bij de verwezenlijking waarvan geen haast is? Kunnen wij dit probleem niet nog een kwart eeuw in de ijskast leggen? Nee, het is een fundamentele kwestie die met alle andere fundamentele kwesties in onze samenleving samenhangt.