Maar toen ik nog niet klaar was met de meisjes kwam Fassbinder al met zijn film. Ik heb nog gezien dat die ontslagen politieman zijn vrouw voor rot slaat en dat zij naar haar beter gesitueerde ouders vlucht. Toen was het mis. Ik vloog schuimbekkend tegen de muren op en ik riep om een mes want ik vond het enige goede vervolg op de handeling een broodmes in de strot van deze godvergeten duitser. Schaam je! riep zij die mij liefheeft mij tot de orde, ga onmiddellijk naar buiten, heen en weer lopen, je bent gek!
Ik was nog niet zo ver dat ik het niet verstandelijk kon beamen en ik trok mijn jas aan maar ik greep ook mijn wandelstok uit het rek. En ik liep de Zuid-Boulevard op een neer, het was donker en koud, maar niet koud genoeg voor mij want ik sloeg kerels dood met mijn stok en ik stak ze met de punt ervan - het was namelijk zo'n stok met het plaatje Echternach of zo erop - en in de winter is het hier erg verlaten, dus ik liep er soms 'n paar meter hard bij en ik grauwde van chrr, godverdomde rotzak, totdat ik dacht dat ik beter weer naar huis kon gaan en een bloeddrukverlagende pil nemen, wat ik deed, en ik nam er twee librium 5 bij en ik had desondanks een hele beroerde nacht. Maar toen ik de volgende dag weer bij zinnen was, zei Ernst: het punt is geweest, dat dit een duitse politieman was. Ik lachte en zei, ja, en moet je nagaan dat de kerel natuurlijk niet eens op zijn vrouw, maar op een door de regisseur zorgvuldig op een op de plaats gekommandeerd kussen heeft geslagen. Nee, zei mijn zoon, het was die duitse welgestelde familie in de schoot waarvan het dochtertje met haar dochtertje vluchtte. Die moeder. En die vader! Ja, zei ik, terechtgewezen. En om alles weer auszuradieren voegde ik er aan toe, zo'n Heyboer-film, die maken ze toch maar alleen in Nederland en die zie je in Nederland toch maar alleen bij de vpro. Zo is het, zei ik opgeruimd, want ik was weer normaal.