naar Nederland teruggestuurd werd. Wiskie, sodawater in kogelflesje, kennelijk onbetrouwbaar flesje, glazen kogel in zijn oog.’
‘Hoorde Ceylon ook tot de Dutch Indies?’
‘Nee. Vroeger, ja, als je dat zo noemen kan.’
Ik laat het niet zitten. ‘Als ik het goed begrijp ben je dus medikus, Stagman?’ Ik geloof er niets van.
(Verveeld) ‘Nee. Ph.D.’
‘Wat willen jullie met die honing?’
(Verbaasd) ‘Wijn, schuimwijn natuurlijk. Hoezo?’
Hij is toch meer Herbert Joeks. De zaak is me duidelijk. Dat denk ik tenminste. Om tenslotte nog iets te zeggen: ‘Is er hier ook kurk in de bossen?’
‘Mm. We zijn met plastik bezig. Het materiaal van mijn proefschrift betrof de traditionele kurken, met een metalen dekplaatje tegen het insnijden van de draden van het kooitje. Die wegen alles bij elkaar zowat een ons, dat drukt te zwaar op de kosten van het vervoer. Zo'n kurk kan overigens een hoogte bereiken van veertig voet; als de kamertemperatuur 65 graden is...’ Enzovoort.
Hij raakt op dreef, maar nou hoef ik het niet verder te weten. Het zou mij kunnen blijven interesseren waarom een Ph.D. uit Indiana geroepen wordt om honing te zoeken in Thailand, of liever om daar schuimwijnverpakking te ontwikkelen, maar ik kijk naar die beeldjes van sekretaressen, die hier ook komen eten en helaas altijd langzamerhand vertrekken wanneer de europeanen beneden komen.
‘...There should be no “pop”, merely a sigh,’ zegt Stagman.
Ik schrik op. Ja, de champanjekurk van die gek.
En zeker drie weken later hebben wij in de stad gewinkeld of zo, wij zitten dicht op elkaar iets te drinken onder een parasol in de ontzettend drukke zoetstinkende stad, zeker tien kilometer van ons kantoor, het is zaterdag: wie komt daar aan? Stagman. Hij draagt een stoel die hij komt neerzetten en hij