| |
52. De Barmhartige Samaritaan in de Golf van Siam.
Kardinaal Spellman stelde zich destijds op achter Franco, later schaarde hij zich achter de heksenjager McCarthy en met Kerstmis 1966 verklaarde hij in Vietnam, waar hij de amerikaanse soldaten zegende, dat de Verenigde Staten daar oorlog voerden ter verdediging van de beschaving. Bij die gelegenheid noemde hij Amerika de Barmhartige Samaritaan van de Volken.
Als de gerechtigheid die hijzelf gepredikt heeft bestaat, bevindt Spellman zich nu op een plaats waar het nog heel wat
| |
| |
heter is dan in Vietnam, maar de wereld is de andere barmhartige Samaritanen nog niet kwijt. Nixon is in 1970, in het geheim toen nog, begonnen met het bombarderen van Kambodja, er is een revolutie in dat land georganiseerd, het is vijf jaar lang oorlog gebleven en in die tijd is er van de zeven kambodjanen één gedood en één verminkt, in totaal 2 miljoen. Die oorlog is voorbij, het cia-staatshoofd is naar Amerika gevlucht en de krant toont u op 15 mei 1975 een ongelooflijke foto: president Ford en Heinrich Kissinger, die zich rotlachten om het bericht van de geslaagde aktie van de amerikaanse strijdkrachten tegen de militaire lilliput van de wereld: die van Kambodja.
Wij weten wel dat het om een opgebracht schip ging. Wij weten niet hoeveel mijlen het schip buiten de kust voer. Het enige dat wij kunnen zeggen is, dat zo'n optreden door de britse strijdkrachten voor een omstreden brits schip op een betwiste vaarroute bij IJsland onvoorstelbaar zou zijn. Nee, dat is niet het enige. Er komt bij, dat de mariniers van Kissinger in Thailand geland zijn om tegen het buurland Kambodja op te treden.
Ik ben zo verbijsterd dat ik er aktief van word, en toch nog het stuk ga schrijven dat ik een tijdje in de pen heb gehad, maar tot het schrijven waarvan ik niet kwam. Een paar maanden geleden stond in een krant dat de heer Seni Pramoj minister-president van Thailand was geworden. Een week later werd bericht dat hij het toch maar liever niet deed, zijn broer Kukrit Pramoj volgde hem op. Ik wilde over beiden iets vertellen, maar ik had alleen mijn oude aantekeningen klaar gelegd en was nog niet begonnen. Die foto van Gerry en Heinrich zet mij in beweging. Gieren! Brullen! Zij vallen bijna van hun stoelen af van de beschaafdheid! (Zie het laatste woord van de eerste zin, hierboven.)
In een zeer korte schets van de binnenlandse politiek van Siam (dat zich later Thailand noemde) over de jaren van 1932 af, moet worden vermeld dat een staatsgreep in dat jaar een
| |
| |
einde aan de absolute monarchie heeft gemaakt. De ideoloog van de revolutionaire groep was Pridi, een jurist die in Parijs had gestudeerd, een man van grote faam. De militair was de latere veldmaarschalk Pibul, die zijn opleiding ook in het Parijs van de twintiger jaren voltooid had. De koning werd een konstitutionele vorst, de volkspartij kwam aan het bewind met een manifest waarvan de zes punten kunnen worden samengevat met de woorden: gelijkheid en vrijheid.
Van 1938 af vaart de regering - Pibul is daarvan de leider, Pridi is er minister in - een scherp nationalistiese koers enerzijds, anderzijds min of meer in de kontinentalistiese richting van ‘Azië voor de aziaten’. Deze beide trends botsen als Japan op 8 december 1941, in aktie tegen de blanke bezetters van Azië, Thailand bezet. Dat zij de andere bezetters in Azië eens wilden vervangen, is niet zo schokkend, maar Thailand was toevallig nog vrij, want de thais hadden de engelsen (die van Birma uit opdrongen) en de fransen (die hun gezag in Kambodja wel wilden uitbreiden) altijd goed tegen elkaar weten uit te spelen.
En nu Japan binnendrong, laat zich het model beschrijven van de schikking die als van nature getroffen is voor het geval in een land waar de min of meer socialistiese en de meer of minder konservatieve groepen samen getroffen worden door de bezetting van een veroveraar. Overal manifesteert zich de volgende struktuurformule: A+B+C+D.
In deze formule staat A voor kollaborateur, B stelt de konservatieve kracht voor, die ‘vaderlands’ buiten schot blijft (moet blijven, zo rechtvaardigt hij zich, want hij is nodig voor de opbouw straks na de oorlog), C is het verzet en D de emigrantenregering. In dit model plaatst men bijvoorbeeld voor Nederland in 1940-1945:
A = De nsb'ers, ere-ariër Hirschfeld en de andere sekretarissen-generaal. |
B = Mannen als Stikker, Romme, De Quay en De Beau- |
| |
| |
fort, die na de bevrijding zullen blijken te hebben gewonnen, en die uit niets het verschijnsel Luns zullen kreëren. De officieren die zich gehorsamst als krijgsgevangene gemeld hebben en zullen terugkomen om schaamteloos weer officier te willen zijn. |
C = Mannen als Van Randwijk en ‘Freek’, die na de bevrijding zullen merken dat zij hebben verloren. |
D = De regering in Londen. |
In Siam werd dit:
A = Pibul, die de geallieerden de oorlog verklaart en van de japanners tot generaal-maarschalk mag opklimmen. |
B = (sla ik over, want ik ken Thailand niet zo goed als Nederland). |
C = Pridi, die direkt na de japanse overval uit de regering treedt, zich verbergt en ondergronds verzet zaait en oogst. |
D = Seni Pramoj, de man over wie ik eerst wil schrijven. |
In 1967 ontmoette ik Mom Rajawong Seni Pramoj in zijn advokatenkantoor, toen hij eenenzestig jaar oud was. De eerste twee woorden voor zijn naam maken daar geen deel van uit en betekenen dat koning Mongkut zijn betovergrootvader was. Hij staat tot Mongkut (de koning uit Anna and the King of Siam) als de hedendaagse nederlandse prinsessen tot koning Willem i. De kinderen van een Mom Rajawong zijn nog net van adel, een adel van de laagste graad, daarom is Seni's zoon Usni dan ook niet meer een Mom Rajawong maar een Mom Luang. Na Mom Luang is het afgelopen en heet je Jan, Piet of Usni. Vijf geslachten lang na een ancestrale koning ben je dus nog van adel, in een dalende reeks, en daarna is het uit. Al die jongetjes van de nederlandse prinsessen zouden volgens dit sisteem nog net jonkheer zijn, maar hun kinderen zouden Jan, Piet of Clausina heten, zonder meer.
Seni Pramoj is een van de levendigste geesten die ik ontmoet heb, wel te verstaan ook buiten Thailand. Hij was gezant van
| |
| |
Siam in de Verenigde Staten toen de japanners in december 1941 zijn land bezetten en het volk dwongen tot kollaboreren, dulden of zich verzetten. Hij aarzelde niet en riep het Vrije Siam uit. Hij bouwde uitstekende relaties met de regering van de Verenigde Staten op, terwijl Pridi de binnenlandse strijdkrachten organiseerde. Pridi krijgt kontakt met de oss (‘Office of Strategie Services’, die in dezelfde tijd bij ons, samen met de britse broederorganisaties, wapens en agenten parachuteerde). Onmiddellijk na de oorlog kwam Seni Pramoj terug om onder de aegis van Pridi minister-president te worden.
Dat heeft maar kort geduurd en hij is nu allang gelukkig met zijn praktijk. Een civiele. ‘In het strafrecht gaat het om de vrijheid van de mens en soms zelfs om leven en dood,’ zegt hij, ‘en dat ligt mij minder, het civiele spel spelen wij alleen maar om geld. Hoe is dat bij u?’
‘Eh, mag ik daar even over nadenken?’
‘Zeker. (Hij gaat verder.) Ik was vroeger lid van het gerechtshof en op een keer moesten we een man ter dood veroordelen. Ik heb de nacht erop afschuwelijk gedroomd en besloot wat anders te gaan doen. Het werd Buitenlandse Zaken. Misschien moet de doodstraf er wel zijn, maar ik wil er niets mee te maken hebben.’
In 1961 diende voor het Permanente Hof van Internationale Justitie te Den Haag de zaak die internationaal The Temple Case heet. Iemand die eksamen in het volkenrecht doet, moet die casus kennen. (Men vindt hem in Syatauw, nr. 19 en 19a.) De tempel van Preah Vihear, sinds onheuglijke tijden bezocht door pelgrims, maar zonder betekenis, ligt in het grensgebied van Thailand en Kambodja, welke beide staten aanspraak maakten op de soevereiniteit over de tempel. In 1954 vindt Thailand het ogenblik gekomen om de ruïnes militair te laten bezetten, en Kambodja brengt de kwestie aan bij het Hof in Den Haag. In 1962 maakt het Hof uit, dat Kambodja de soevereiniteit over het betwiste gebied met de tempel heeft, op
| |
| |
grond van een overeenkomst met Frankrijk van 1904.
Thailand moet zijn troepen terugtrekken en enkele voorwerpen die het uit de tempel ontvreemd had, teruggeven. Dat is gebeurd. Zo ging dat toen in die landen. De ene partij probeerde niet de andere tot het Stenen Tijdperk terug te bombarderen.
Mr. Seni heeft de zaak behandeld. Hij herinnert zich Den Haag, Leiden, het Rapenburg, professor Van Eysinga.
Mr. Seni heeft Pridi, die lange tijd als balling in China heeft gezeten en de laatste jaren in Parijs woont, natuurlijk heel goed gekend, maar ook Pibul, die Seni in 1941 van zijn nationaliteit vervallen verklaard heeft. Haha! Toen Seni terugkwam om minister-president te worden zat Pibul in de gevangenis. Hij had overigens niet eens zo erg de pest aan Pibul.
‘Een streber, nou ja, dat was Pridi ook. Je moet ook wel een beetje een streber zijn om het tot minister-president te brengen. Ik heb het door een samenloop van omstandigheden ook een keer zover gebracht, maar als ik tijdens de oorlog toevallig eens in Thailand had gezeten? Enfin, ik voel mij nu echt gelukkig met mijn praktijk en mijn medewerkers. Ik ben geen heerser, stel je voor, ik kan mezelf vaak niet beheersen, zou ik dan over anderen moeten regeren?’ Hierna gingen wij over naar het onderwerp de poëzie. Seni Pramoj is in zijn land de ‘prins van de dichters’.
Het valt mij direkt op dat deze levendige en erudiete man, als hij versregels citeert, prompt in de gedichtenzeggentoon valt van onze letterkundige bejaarden. Niet met hun grafstem en omfloerste rochel, maar wel precies met die rituele gedragenheid, die altijd afbreuk doet aan mijn belangstelling voor het desbetreffende gedicht.
De broer, Kukrit, die Seni als minister-president opvolgde en die op 15 mei zo verschrikkelijk boos op de amerikanen werd, heb ik niet persoonlijk ontmoet, maar ik heb destijds via het engels een artikel uit 1966 van hem vertaald. Het lijkt niet zonder belang, dit in 1975 na het konflikt met Washington nog eens te lezen.
| |
| |
Eind december 1966 tref ik enkele van mijn thaise vrienden in Bangkok in hevige diskussie aan over een belangrijk artikel dat gestaan heeft in de Siam Rath van 16 december. Ik luister toe en het stuk lijkt mij belangrijk genoeg om te proberen iemand te vinden die het voor mij in het engels zal vertalen.
De affaire begint met een ingezonden stuk. Iemand die zich ‘Thaise Jongeling’ noemt, heeft een boek over Thailand gelezen van de amerikaan Louis E. Lomax en hij is er razend over. Hier volgen enkele letterlijke vertalingen uit het engels in het nederlands.
‘Dit boek heeft mij woedend gemaakt en het heeft mij gekwetst. Het is niet het eerste van deze soort en ik geloof niet dat het het laatste zijn zal.’
‘Ik geloof dat deze soort van schrijven elke dag meer gezien wordt; het komt langzamerhand zover dat ik geen amerikaan die hier leeft nog kan zien: en ik merk bij mijzelf op dat ik de begeerte heb iets te doen dat hen precies zo kwetst als zij ons hebben gekwetst.’
‘De manier waarop zij andere volkeren bejegenen. Ik begrijp nou waarom de kreet Yankee go home gezien wordt in alle landen die in kontakt zijn met de amerikanen.’
De Thaise Jongeling beklaagt zich voornamelijk over het feit dat op een onhebbelijke manier over de koning wordt gesproken. De amerikanen houden van hun president (zegt hij) en wij zullen dus wel uitkijken voordat wij hun president aanvallen. Maar waarom begrijpen zij helemaal niets van ons, waarom durven zij de koning, van wie wij houden, meer dan van iets anders, aan te vallen? ‘Zelfs de kommunisten zullen dat niet wagen. Hoe hebben deze amerikaanse BASTARDS het lef dat te doen?’ (Het woord in hoofdletters stond zo in de krant, in het engels dus, tussen de siamese karakters in.)
In vette letters gaat het ingezonden stuk van de Thaise Jongeling dan verder: ik geloof niet dat de amerikanen onze ware vrienden zijn, want ware vrienden weten van elkaar hoe zij gevoelen en denken. Of denken zij misschien dat wij maar
| |
| |
een klein en achterlijk land zijn, zodat zij zich niet eraan hoeven te storen hoe wij het vinden als zij ons kwetsen.
‘Ik geloof dat het de amerikanen helemaal niet interesseert, hoe andere volken voelen en denken. De engelsen zijn op dat punt veel beter. Zij hebben ons vroeger wel land ontnomen, maar onze haat tegenover de britten is toch wel bijna verdwenen en de meeste van de britse koloniën hebben hun vrijheid weer terug. Al de volken in die koloniën zijn bereid met de britten samen te werken wanneer de britten dat vragen. Als de amerikanen willen vermijden dat de slagzin Yankee go home in alle landen waarmee zij in aanraking komen, zal worden gehoord, dan zouden zij eens moeten onderzoeken hoe de engelsen erin geslaagd zijn met andere volken om te gaan. Dat zou beter zijn dan overal maar geld uit te strooien in de mening dat je vriendschap van andere volkeren kunt kopen.’
De hoofdredakteur, Kukrit Pramoj, de tegenwoordige minister-president, gaat op deze brief in.
Hij zegt dat hij het boek ook gelezen heeft en hij begint met de verklaring van de houding van Lomax. Die zou oorspronkelijk geïnviteerd zijn door Ho Chi Min om een bezoek aan Noord-Vietnam te brengen, maar toen hij in Kambodja aankwam, zou Ho Chi Min de deur in zijn gezicht dichtgeslagen hebben. De uitnodiging was ingetrokken. Dus komt Lomax naar Thailand, zegt Kukrit Pramjo. En omdat hij gefrustreerd is, loopt hij nu in Thailand en onder het thaise volk rond als een kwaaie hond, die links en rechts bijt.
Het is Lomax, schrijft Kukrit, die gezegd heeft dat Thailand op het ogenblik bezig is in een aantal stukken uiteen te vallen. Dat schrijft hij om toch nog bij Ho Chi Min en de kommunisten in het gevlij te komen. Verder zegt Kukrit Pramoj dat de feiten en getallen die Lomax noemt bijna allemaal fout zijn; hij geeft enkele voorbeelden van duidelijke domheden. Lomax begrijpt niets van de liefde van het volk van Thailand voor zijn koning en vertelt roddelpraatjes die, waar of niet, de thais bepaald beledigend vinden. Nu citeer ik hem letterlijk: ‘Deze
| |
| |
aanval op de koning is een uitdaging voor alle thais.’ Hij ziet het probleem verre van beëindigd. De amerikanen zullen wel artikelen en boeken blijven schrijven die de thaise natie en het thaise volk aanvallen, en vooral ook geschriften die op een insinuerende en intrigerende manier tegen de koning gericht zijn. Hij zegt letterlijk: ‘Zelfs vijanden zouden dit ons niet aandoen.’ ‘Wat moeten wij met dit probleem aan?’ verzucht hij. ‘Terwijl zij ons dit allemaal aandoen houden de amerikanen vol dat zij onze vrienden zijn en omdat wij erin gevlogen zijn, hebben wij ze altijd behandeld als vrienden. Maar het feit is er dat de amerikanen de beste vrienden van het thaise volk niet zijn, doch vijanden. Ik herhaal: de amerikanen zijn de vijanden van het volk van Thailand en de thaise natie.’
Waarom of waardoor? Er komen een paar punten waarvan ik de inhoud inkort.
1. Thailand is nooit iemands slaaf geweest, maar de amerikanen waren jaren geleden de slaven van Engeland. De amerikanen benijden het volk van Thailand omdat zij het eenvoudig niet kunnen hebben dat wij verstandiger, slimmer, wijzer dan zij waren in het behouden van onze vrijheid en onze onafhankelijkheid.
2. (Nu komt een merkwaardige boeddhistiese trek.) Onze koning heeft macht opgezameld door goede daden voor het volk. In Amerika ontstaat daarentegen macht door de eksploitatie van het volk. Hun voorspoed heeft zich opgestapeld door het zuigen van geld uit een anders bloed; zij hebben hun land opgebouwd door de uitbuiting van mensen die zij gevangen hebben en van Afrika verscheept hebben. Zij hebben die tot werken gedwongen door wrede lichamelijke mishandeling en door ze te behandelen als beesten. ‘De persoon die zij tot president kiezen is altijd de man voor wie de machtigen in de verkiezingskampanje het meeste geld gespendeerd hebben. Zodra die man gekozen is, zal hij, het doet er niet toe of hij zo stom is als een buffel, vier jaar lang een volle en onbetwiste macht
| |
| |
hebben. Gedurende de vier jaren zal hij eenvoudigweg vermoord worden als hij iets doet wat de machtigen niet bevalt. President Lincoln verloste de slaven; hij werd vermoord. Pas hebben zij nog weer een van hun presidenten om zeep gebracht.
Klaarblijkelijk zijn de amerikanen geneigd te denken dat de koning van Thailand dezelfde soort macht heeft als hun president. Nee, de koning van Thailand gelooft in de demokratie. Hij leeft zijn volk het goede voor. De amerikanen kunnen zich niet indenken dat een vorst zo'n charismatiese macht heeft, opgebouwd door de akkumulatie van zijn goede en bescheiden gedrag.’ (In de engelse vertaling such charismatic power; ik weet niet of dit de meest nabije vertaling van het siamees is.)
‘Onze maatschappij van vandaag is verrot door de amerikanen. Ontelbare jonge vrouwen maken zij tot prostituéetjes. Hun schaamteloze animale gedrag, kussen en vrijen in het openbaar, geeft een bijzonder slecht voorbeeld aan onze jonge mensen. Zij verpesten niet alleen onze vrouwen en onze meisjes, maar ook onze jongens. Zij kopen een groot aantal thaise jongens om hun lust en onnatuurlijke seksuele verlangens te bevredigen. Kijk maar eens naar Rajprasong Junction, waar je een hele hoop jonge jongens ziet rondhangen, die op klanten wachten.
3. De amerikanen zijn onze vijanden. Zij roven onze geest en onze kennis. Er zijn op het ogenblik amerikanen in ons land die spioneren onder de dekmantel van akademiese studies betreffende de thaise kultuur en kunsten. Deze rovers zuigen alle kennis over Thailand uit het thaise volk en verzamelen dat in boeken en artikelen. Nooit wordt de naam erbij vermeld van en dank betuigd aan die thai, van wie zij de informatie en de kennis hebben. Zij nemen de eer helemaal voor zichzelf. Zij noemen zich antropologen, maar weten zelf helemaal niets. Alles wat zij in hun boeken samenflansen is gestolen informatie.
4. De amerikanen zijn vijanden van onze ekonomie. Zij brengen verwarring in onze geldmarkt. Elke cent waarmee zij zeggen ons te willen helpen, kost ons het ekwivalent in ons eigen geld. Onze belastingbetalers worden armer naarmate de ameri-
| |
| |
kanen ons meer helpen. Hoe groter het aantal amerikanen dat wij op het ogenblik hebben, hoe meer de prijzen voor de noodzakelijke levensbehoeften stijgen. Kijk zelf maar, wat je van dag tot dag nog kunt eten.
5. Tenslotte zijn er kommunistiese infiltranten in ons land, die verborgen amerikaanse vijanden zijn. Zij noemen zichzelf het ‘peace corps’. Een groot getal van hen is bezig de thaise gezindheid van het thaise volk in elke sektor daarvan te bederven.
Laten alle thais zich er van nu af aan van bewust zijn, dat de kommunisten niet de enige vijanden van hun natie zijn, maar dat zij die zeggen dat zij komen om ons tegen de kommunisten te helpen, onze vijanden zijn. Laten de amerikanen weten dat de thais het zich blijven herinneren, wanneer zij beledigd zijn en gekwetst. Wees er niet zo zeker van dat de bitterheid die wij nu hebben en de vloek die wij tegen jullie richten niet verder gehoord wordt in de wereld. Als jullie, dierlijke amerikanen, niet voorzichtig zijn met wat jullie doen in Thailand, dan zal het volk van Thailand opstaan en jullie Ambassade verwoesten, jullie USIS-offices in brand steken. Als die dag komt, zul je ervaren dat je het thaise volk niet voor de gek kunt houden.’
De laatste zin, kapitaal gedrukt in de engelse taal is: AMERICAN ANIMALS PLEASE RETURN TO YOUR HOLE. Het staat angstaanjagend, temidden van de siamese karakters waarin de krant gedrukt is. Dit was december 1966.
De verbijstering maakte mij zo aktief dat ik mijn siamese dagboekbladen van acht jaar geleden voor den dag haalde, maar de verbijstering verminderde er niet door. Zijn zij dan helemaal gek en zonder gevoel, die barmhartige samaritanen van My Lai en het Witte Huis? Het Pentagon maakt bekend in de aktie om de Mayaguez het eiland Koh Tang te hebben gebombardeerd met hun zwaarste niet-atomaire bommen. Heinrich Kissinger bericht (nrc 17 mei 1975): ‘...dat Phnom Penh er door de bombardementsvluchten van overtuigd is geraakt dat het beter was bakzeil te halen.’ Let nu even op twee
| |
| |
dingen. Ten eerste zijn die bombardementen uitgevoerd van thaise vliegbases af. Ten tweede werden allemachtig zware bombardementen uitgevoerd om de kambodjanen bakzeil te doen halen. Het eerste punt. Heinz heeft als reaktie op de boosheid van Kukrit Pramoj een paar woorden uitgesproken die formeel wel een beetje op een verontschuldiging lijken: ‘Als wij Thailand op enige wijze in verlegenheid hebben gebracht, betreuren wij dat.’ Dat is dan ook maar alleen formeel en de nrc (17 mei 1975) laat hierop volgen: ‘Toch liet Kissinger blijken dat hij weinig geduld zal hebben met de houding die Thailand aanneemt.’
Het tweede punt. Wat betekent terreur nog maar weer? Mensen door terrorisering tot handelingen willen brengen waartoe zij door overreding niet schijnen te kunnen komen. Hoe heet dat? Terrorisme. Wat was in het bommenjagerslatijn van kardinaal Spellman het woord voor terroristen? Barmhartige Samaritanen.
|
|