Het derde plan in het fotobeeld is het trottoir van de straat. Ons viertal heeft die straat net overgestoken, zij zijn weggejaagd van de andere kant. Op dat trottoir, in die achtergrond, staat een rijtje duitse soldaten dat met uitbundig genoegen kijkt naar deze vier mensen die de uiterste ongelukzaligheid vertonen. Van de vader denk je dat hij in tranen zou kunnen uitbarsten als hij niet de vader was en de jongen niet bij zich had. Mevrouw en het dochtertje houden zich ramperig goed.
Ik kreeg altijd bijna tranen in de ogen als ik die foto zag. Twee kinderen, door de een of andere Judenrat tot jood verklaard. Daar trekken ze heen met vader en moeder. Vader en moeder kunnen niets voor die kinderen doen, zij dragen immers alle vier een ster. De kinderen beseffen zichtbaar dat hun vader hen niet kan helpen. Zij gaan naar de hel.
De duitsers die op de achtergrond op het trottoir op een rij staan hebben veel plezier in de afgang van deze keurig-schamele voor de mestvaalt bestemde mensen. Wat maakt dit een van de onvergetelijkste foto's uit de oorlog? Er zijn kiekjes waarop ontelbare lijken en delen van lijken opgestapeld zijn. Ik ken er, met bergen versleten kinderschoentjes. Er is er één van een uit mensenvet gemaakt stuk zeep, noem maar op. Maar geen een is zo erg als deze van die nette, burgerlijke, laten wij zeggen centraaleuropees lijkende mensen met dat jongetje en dat meisje, tassen in de hand, ster op de borst. Dat jongetje en dat meisje, hoe zij kijken, het maakt mij kapot als ik eraan denk en op dit ogenblik stromen de tranen uit mijn ogen.
Toch zijn het die soldaten op die achtergrond waar het om gaat. Waar zijn zij gebleven na de oorlog? Zijn zij allemaal gesneuveld? Zo rechtvaardig is god nu ook weer niet. Er zijn er genoeg overgebleven, die in de oorlog met hun moordtuig de grens overgetrokken zijn en met genoegen deden wat de generaals verzonnen hadden. Dat is niet alleen de schuld van god, laten wij dan tenminste rechtvaardig blijven. Het is ook ons