schwerlich jemals zustande kommen, wenn man verlangte, dass ihm von einem von beiden Teilen das Bekenntnis vorhergehen sollte: Ich sehe es jetzt ein, ich habe unrecht gehandelt.’
Wel, klootzak Strauss, dat verlangen wij dan ook niet. Van jouw Hitler zeggen dat hij unrecht gehandelt hat is bespottelijk. Wat meen je dat wij van de generaals, de luitenants en de soldaten verlangen die het doodsla-werk voor Hitler uitvoerden? Dat zij nu inzien dat Hitler een vulgaire gigantiese moordenaar was.
Een uitspraak van Bismarck uit 1870, die Strauss voor zijn eigen situatie nuttig vindt aan te halen, is deze: ‘Einen Volksstamm für den Krieg, den seine Regierung führt, zu strafen kann nicht unser Beruf sein. Wir hatten nicht strafende Gerechtigkeit zu üben, sondern wollten erreichen, was national richtig und nützlich erschien.’
Begin nu eens de tweede van deze beide zinnen te analiseren. Deze houdt in dat, als ‘wij’ vinden dat ‘wij’ geen ‘strafende Gerechtigkeit zu üben’ hebben, dit anderen ook misstaat. Dat is voor iemand die een misdadige oorlog begonnen is, aardig bedacht, Strauss!
In de eerste zin wordt een volksstam onderscheiden van zijn regering - en de volksstam zal, vindt sergeant Strauss, niet met zijn regering verantwoordelijk mogen worden gesteld voor het oorlogvoeren van het land. Fout, Strauss! Om maar meteen te spreken over wat jij in je achterhoofd hebt als je net doet of je het over Bismarck hebt: jij bent wél mee verantwoordelijk voor de moordpartijen waarin Hitler en Göring en Bennecke jou zijn voorgegaan. Jij had dan maar moeten weigeren! De duitsers die de oorlog als volwassen mensen hebben meegemaakt en die wij in Nederland bewonderen, zijn zij die dienst geweigerd hebben. De duitsers die wij vergeven kunnen, omdat zij in hun gezindheid niet langer gevaarlijk hoeven worden, zijn zij die de verantwoordelijkheid van Bennecke en Göring en Hitler mee wensen te dragen. De duit-