Hoe bereidt men een ketter
(1976)–J.B. Charles– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
werpen komen wel weer boven in wat ik ooit nog schrijf, maar dit interview verplicht mij tot het maken van een ingrijpende korrektie. Het eindigt zo: Hij brengt me in de avond met zijn auto van Noordwijk naar Amsterdam. Hij zegt, in het donker: ‘Ze hebben mijn oudste broer uit de gevangenis gehaald en hem naar een landweggetje gebracht. Daar lieten ze hem zijn eigen graf graven. Ja, zijn eigen graf graven. En toen schoten ze hem dood. Zijn eigen graf. Dat zal mij nooit overkomen. Mijn eigen graf graven. Onvoorstelbaar.’ Daar schaam ik mij voor. Ik herinner mij niet dat ik het precies zo gezegd heb maar Ischa is zo betrouwbaar dat ik het geloof. Dan kan ik mij alleen voorstellen dat ik in het donker van die auto nog eens uitdrukking heb gegeven aan mijn ontzetting over het einde van mijn broer Hennie. Natúúrlijk kan het mij ook overkomen! Je schijnt in een toestand te kunnen raken waarin je denkt: laat het nu maar afgelopen zijn, hoe dan ook. Maar door wat voor een hel moeten die duitse moordenaars je dan hebben gedreven. Als ik zeg: ‘dat zal mij niet overkomen’ bedoel ik: ‘ik hoop bij god dat mij dat bespaard blijft!’ |
|