Op 1 januari 1975 is een nieuwe wet in werking getreden, de Baader-Meinhof-wet. De wereld heeft al kunnen zien hoe het gaat, het belooft veel slechts. De processen worden gevoerd in een bizondere rechtszaal, ingericht namelijk in een speciale gevangenis. Het merkwaardige is dat het eerste proces dat in dit speciale gebouw wordt gehouden ook toevallig de allereerste uitsluiting van een advokaat als verdediger betreft, wat krachtens de nieuwe wet kan, op gronden die wij niet aanvaarden. De direktie van de gevangenis is daardoor de leider van het gebeuren in en rondom de rechtszaal, althans wat de orde betreft. Zij wordt gesteund door een overvloed van staatspolitie, misschien nog geen Gestapo, maar ook geen eenvoudige parketwacht. Een Stapo, die met de Anstaltsleitung veel regelt betreffende hoe het proces moet verlopen.
Leidt de president het geding dan niet? In zoverre niet, dat wat hij in verband met de orde toestaan kan in de Hausordnung van de omringende gevangenis bepaald is. Dat maakt de president bij die allereerste zitting iedereen duidelijk. Toen de advokaat Croissant, die uitgesloten zou worden, vroeg om die Hausordnung eens te mogen inzien, antwoordde de president: die heb ik niet. Hij had hem ook nog nooit gezien, moest hij op een volgende vraag van Croissant antwoorden.
Ik zou maar niet bezorgd zijn over Baader en Meinhof. Reserveer je zorg voor het Duitsland van Strauss. De verloedering van de duitse justitie was ‘Voraussetzung’ en ‘Quellgrund’ van het Derde Rijk, lees Brachers inleiding tot ‘Politische Justiz 1918-1933’ van H. en E. Hannover (1966). En wees blij met Baader-Meinhof, want zij waarschuwen Europa tegen het Vierde Rijk, al offeren zij zich daarmee op.