dat brood was er, altans er moet een brood geweest zijn, altans er is een struktuur waar alles wat ik gezegd heb in past en ik heb er behoefte aan de struktuur nog ééns weer op te roepen. Waarschijnlijk zal het niet lukken, misschien moet ik mijn woorden, of ik ze vriendelijk gezegd heb of eruitgespuugd, in een andere volgorde zetten dan waarin de reeks van vragen ze geplaatst heeft. De gedachte aan dat werk boeit mij nu al. Ik voel dat ik er veel aan toe te voegen heb. Ik zal, nu ik alleen ben, mijn mond houd, maar de pen op papier zet, iets minder tieren, schelden en vloeken, maar wees van één ding verzekerd: ik trek niets terug.