kwame joden gebruikte om zijn inkomen van de schatplichtige boeren in te zamelen. Zoals in Duitsland is het er evenwel nooit geweest, zegt hij. Maar het bestaat hier nauwelijks meer en het is niet fair, ons kwalijk te nemen dat wij niet in staat geweest zijn het in zestig jaar uit te roeien. Een xenofobie laat zich niet in minder dan vier generaties verdelgen.
‘Hoe weet hij dat zo precies?’
Daar gaat hij niet op in, maar hij roert aan: ‘Antizionisme is iets anders dan antisemitisme.’
‘Daar hebt u objektief gezien gelijk in, maar verbergt antisemitisme zich niet gemakkelijk achter antizionisme?’
‘Jawel,’ zegt hij. ‘Wat verbergt zich niet allemaal achter wat niet allemaal. Bijvoorbeeld achter zionisme. Bijvoorbeeld in uw eigen land, hoe is het met het antisemitisme in uw land?’
Ik zeg: ‘Onder, als je dat zo mag noemen vurige niet-joodse zionisten van na 1945 in mijn land, tref ik veel mensen aan waar je in de oorlog onmogelijk een joodse vluchteling kon laten onderduiken.’
Hij schudt nadenkend het hoofd, maar antwoordt niet meer.
Dan neemt Carl Madsen die er bij zat te luisteren het woord. ‘Ik ben met een poolse jodin getrouwd,’ zegt hij. ‘Ik weet meer van antisemitisme en Polen dan jullie allemaal. Het rechtse Polen was vergeven van antisemitisme. Als een streek vergeven is van de malaria en er komt een regering die dat uitroeit, maar net niet helemaal nog, en er is een man van vroeger die triumfantelijk schreeuwt: hier heb ik nog een geval! Wat zeg je dan van die man?
Ik had mijn vrouw net op tijd in Kopenhagen. Met mij getrouwd, was ze veilig. Maar toen moest ik haar tante redden. Tante Ditta. Wat kon ik doen? Ik redde tante Ditta en kreeg haar in Kopenhagen. Zij nam een boek over astrologie mee en een uitvinding. We lieten haar even trouwen met een van onze studenten en toen weer van hem scheiden. Wij hielden er een hele stal van deze jongens op na voor deze gevallen.
Na een poosje wilden mijn vrouw en tante Ditta dat ik haar