het russies ianwar. Ik kon hem nog blijer maken door hem te vertellen dat ook wij het germanisme januari bezigen.
Ik kan niet genoeg voor mijn venster staan om naar het Kreml te kijken. 's Avonds doe ik de lichten uit en kijk weer een poosje. Links stroomt de Moskwa. Of, stroomt? De eerste dag was het ijs nog nauwelijks gebroken, ik heb het in vijf dagen verder zien opsplijten en vergaan, als ik wegga is er niet veel meer over van het ijs. De zon schijnt overdag namelijk met grote kracht, het is heerlijk in zo'n zon. Om zes, zeven uur valt de koude de stad binnen, om tot de morgen met een gestrengheid van twaalf of vijftien graden te heersen. Rechts ligt het Rode Plein. Daar paradeerden tijdens de duitse belegering de regimenten die uit Siberië kwamen nog even om Stalin te groeten en dan gingen zij met de tram - zo vertelt iemand mij - naar het front, dat lag nog dichterbij dan waar u met uw vliegtuig geland bent. Daar werden de horden van Speidel, Strauss en Hitler voor het eerst tegengehouden. Zij zijn er nooit doorgekomen, zij werden zelfs verslagen, maar zij hebben nog wel kans gezien een twintig miljoen van deze mensen hier te vermoorden. Ik zal niet vergeten een verslag van het Kongres naar Bennecke te sturen in zijn kasteeltje in Zuid-Limburg. Hij kan zich melden voor het ondergaan van levenslange gevangenisstraf, maar ik zou het kieser en vooral germaanser vinden als hij de hand aan zichzelf zou slaan.
Wij zitten te eten tegenover een jonge man met een knap joods meisje van het mollige type. Zij draagt een gouden davidster aan een dunne gouden ketting over haar jumper. Zij zal negentien zijn. Of zeventien. Nee, niet achttien.