| |
| |
| |
8. Bello, de trekhond, dien Charivarius, na wat afdingen, voor f 7,60 kocht van een hondenbeul.
Bello, heb je zoo geleden?
Arme kerel, kom eens hier.
Zoo. Zoo. Ben je nou tevreden,
'k Heb je lekker laten wasschen
Van de modder en de mest;
Ja, je hield niet van dat plassen!
Maar 't was voor je eigen best.
O, je baas was wel venijnig,
Treurig leven was je deel;
Eten kreeg je veel te weinig,
Schoppen kreeg je veel te veel.
Nou begint een ander leven,
Zonder zorgen of verdriet;
'k Zal je goed te eten geven,
Schoppen, kerel, krijg je niet!
Rijst, en velletjes van worstjes -
Aardappels en zoo, en korstjes,
Goed gedrenkt in lekkere jus.
'k Zal je wel eens dikwijls fuiven,
- Nee, niet likken! Dat vin' 'k vies -
Op verrukkelijke kluiven;
Graten niet. Die zijn voor Mies.
'n Enkele keer een stukje lever
Door je droge hondebrood -
En je dankt den milden gever
Met een extra-zware poot.
Uren zuil' we samen wandlen,
Al maar keuvlen met mekaar,
En van allerlei behandlen;
Ik vertel. Jij luistert maar.
| |
| |
En dan gaan we naar de duinen,
Waar de zilte zeewind speelt,
Jij rent naar de hoogste kruinen -
Plotsling...... stokstijf! Als een beeld!
Dan weer pijlsnel naar beneden,
Zaligheid der zaligheden!
Tuimlend over kop en staart.
En, als ik eens uit geweest ben,
Wordt je slaapje plots gestoord;
Jij, omdat j' een hartelijk beest ben,
Voelt mijn komst voordat je 'm hoort.
Op......! Je luistert...... 't lijf naar voren,
Trillend in een blij gebeef......
Recht gespitst je beide ooren......
En je kop zoo'n beetje scheef......
Kijk, je staart begint te wuiven,
Flap! Daar sta je, vóór je 't weet,
Bij de deur, met lange snuiven,
Zoo je snoet plat op de reet......
Hoor! De huisdeur wordt ontsloten......
Jij, verrukt van 't slot-geraas,
Staat te traplen op je pooten......
Hiep, hoera!! Daar is de baas!!
Zeg...... vanwaar die doffe blikken......?
Strakjes keek je nog zoo goed;
Bello! Beest, je laat me schrikken,
Kom, kom, kom, 'n beetje moed!
Nou niet als-maar pooten geven!
'k Snap 't: je zweert me eeuwig trouw;
Top! Accoord!...... Hei, wacht nou event
Niet je snoet zoo in me mouw!
Moet 'k je kop nou weer eens strijken?
Kijk, wat wordt ie glanzend glad!
't Zou nog wel eens kunnen blijken,
Dat 'k een koopje aan je had!
| |
| |
En, 't is niet om je te vleien,
Maar je hebt een mooi gebit!
En je haar is zacht en zijen,
Zwart, met plekjes van sneeuw-wit.
Ja, je pooten staan wat krom nou,
Door dat tuig, dat zat zoo slecht......
Bello! Niet zoo'n zucht! Waarom nou?
Wees gerust - dat komt terecht!
't Is hier nog wel uit te houen,
Wel gezellig, hè, en warm!
Koest nou! Koest nou! Niet zoo douwen,
Met je kop zoo onder m' arm!
Zoo. Laat ik je hier nou leggen;
O, wat dankbaar kijk je m' aan!
Laat ons voortaan - wil je zeggen -
Poot-in-hand door 't leven gaan......
En zoo praatt' ik boud en blijde......
Even strekt' hij nog zijn poot......
Zachtkens zonk zijn kop op zijde......
'n Zucht. En toen was Bello dood.
|
|