Ruize-rijmen
(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend
[pagina 253]
| |
Zwitserland houdt hem gevangen,
Waar besneeuwde takken hangen
Over 't bleeke berg-en-dal,
Waar zich witte wegen kronklen,
Waar in 't blanke vloerkleed fonklen
Diamanten zonder tal.
Waar de lichte lucht de longen
Priklend vult - waar blij gezongen,
Jolig, jong genoten wordt;
't Rijk van truien, bonte kleeden,
Arren, schaatsen, skis en sleden,
't Rijk van Koning wintersport!
Ziet z' in bobslee met hun vieren
Langs fluweelen paden slieren,
Rrroetsj!! Ze kennen geen gevaar,
Als met autovaart zij glijde',
Neigend bij een bocht...... Op zijde!!
Hoort gij niet hun schreeuwen: ‘Gare!!’
‘Gare!’ roept ook dat blozend meiske,
Met een stemmetje als een sijske,
‘Gare!’ al glijdend langs de baan,
Op haar luge, in haar eentje,
Kittig sturend met haar beentje,
‘Gare!’ en stralend komt zij aan.
Ziet de slanke skiërs zweven,
Vol van tintlend jeugdig leven,
Op de golvend sneeuwen zee.
Ziet z' op zeev-mijlsschaatsen snellen,
Dan weer deinend, zeilend hellen,
In een sierlijk vol plané.
En de albediller, vitter,
Charivarius, die zit er,
En hij leest geen enkle krant.
Als hij lummelt, lui en lustig,
Heeft U.D. en Standaard 't rustig,
d' N.R.C. en 't Vaderland.
| |
[pagina 254]
| |
‘Bleef hij daar nog maar een beetje!’
'k Hoor 't ze denken. - Een ideetje:
- 'k Kreeg 't bij 't maken van dit vers -
Breng bijéén, en stuur m' een sommetje,
'k Blijf dan nog wat - wél bekomme 't je!
Prosit! Vaderlandsche Pers!
Chesières, Januari 1914.
|
|