2. Het schoonste.
‘De indruk, dien ik gekregen heb, is overweldigend. De geestdrift der soldaten, die kracht, die moed, welke zich overal openbaren, is het schoonste dat ik ooit in mijn leven gezien heb, schrijft Sven Hedin.’ Tel.
‘Zij werden dan met de bajonet er uitgekieteld.’ Brief in de Vossische Zeitung.
‘Der Krieg ist im Gegensatz zum Frieden der gröszte Lebenserwecker. - Bestrebungen, die die Abschaffung des Krieges überhaupt zum Zweck haben, sind unsittlich und menschunwürdig.’
Bernardi.
‘'t Is 't schoonste dat 'k ooit heb gezien in mijn leven,’
Heeft Sven Hedin, volgens de bladen, geschreven:
‘Die geestdrift, die kracht en die moed!
De indruk is mooi, overweldigend, prachtig!’
Hij schrijft het in termen, bewonderend en krachtig -
Zijn pen is gedoopt in het bloed.
Is dàt nu het schoonste? Ellendig geschetter!
Maar oorlog is lijklucht, en oorlog is etter,
En oorlog is haat en venijn!
Verbranding, verwoesting van huizen en gaarden,
En oorlog is stank van de krengen van paarden,
Verminking, vernieling en pijn!
Daar liggen de lijk' in 't gedrang en de volte,
Een romp zonder armen...... zeg, zie je de holte
Waar d' arm zat, gescheurd bij de borst?
De wormen zijn nu al den mond ingekropen,
Het haar zit gekleefd, en het oog is beloopen,
Het bloed is gedroogd en gekorst.
De hersenpan druipt daar dien knaap op de wangen,
Het linkeroog blijft uit de oogholte hangen,
Arm kind! moeder's trots, vader's vreugd!
Een sabelhouw heeft hem die woestling gegeven.
Een bloedrige klomp is er overgebleven
Van 't stralende Beeld van de Jeugd.
| |
Dat lillend lap vleesch van dien jongen daar beeft nog,
Zijn buik is in twee, maar waarachtig, hij leeft nog!
Een vinger ligt ginds op den grond;
Daar liggen de stompjes van armen en beenen,
Hier hoor je het schreeuwen, daar 't kreunen en stenen
Nog zacht uit den stervenden mond.
Die daar, die den ander niets, niets! kan verwijten,
Staat klaar om hem daadlijk den schedel te splijten,
Hoe 't oog hem van beestigheid straalt!
Omdat een troep veilige hofdiplomaten,
Met seinen en telefoneeren en praten,
Dat eenmaal zoo hebben bepaald.
O, God, onze Vader! Wij danken U allen:
Daar is er net een in de wolfskuil gevallen,
De punt van de paal door zijn pens!
Wij haten hem vurig - geheel naar behooren,
Omdat hij in 't andere land is geboren,
Een half uur over de grens.
Nou ja, maar je hoeft het zoo cru niet te zeggen,
Je kunt er toch ook wel een bloempje op leggen,
Je zegt het zoo ‘eng’ en onguur;
Je kan 't ook met grappige namen betitelen,
De Vossische Zeitung sprak laatst al van ‘kietelen’ -
In 't algemeen heet het ‘Cultuur’.
'k Hoor liever van ‘geestdrift’ en ‘heldenmoed’ zingen,
Van ‘edele strijdlust’ en dergelijke dingen,
Van roem, en...... hoe-heet-dat-ook-weer?
En als we de bloem van de natie zien vallen,
Cadavers, gestapeld op hoopen en wallen,
Dan noemen we dat: ‘'t Veld-van-Eer!’
De beest-mensch in deze verschriklijke tijden
Geniet van het hakken en steken en snijden.
Het schoonste!! Armzalige zot!
Neen, Sven Hedin, nu is 't de Glorie van 't Slechte.
Want als je geen beest bent, dan kun je niet vechte',
De oorlog is...... walglijk, is...... rot!!
|
|