Gerijmd naar aanleiding van Grey's genoegelijk déjeuner in het Ceeil Hotel te Londen.
‘Indien de zedelijke moed der regeeringen den onsterfelijken krijgsmoed van hun soldaten evenaarde, zouden er tusschen de gezanten vertrouwelijke gesprekken kunnen beginnen.’
Emily Hobhouse.
Ze praten zoo goed
Van onsterflijken moed,
Van de dapperheid van de soldaten;
En iedereen vecht
Voor beschaving en recht...
Maar over den vrede te praten,
Daar zijn ze te bang voor, dat durven ze niet.
Zingt 't droevig refrein van een droeviger lied:
Koor: Dappere soldaten,
Bange diplomaten.
't Staat vast, dat ik win,
Dus als ik nu begin,
Dan denken ze, dat ik bek-af ben;
Ik ben niet zoo bang
Dat 'k naar vrede verlang!
Wat denk je wel, dat ik zóó laf ben?
En 't vredesverdrag ligt nog ver in 't verschiet:
Ze zijn er te bang voor, ze durven nog niet.
Koor: Dappere soldaten,
Bange diplomaten.
Ze durven zooveel
Op het oorlogstooneel,
Waarvan een gewoon mensch zou schrikken;
Schiet ze lam, schiet ze blind!
Moordt er moeder en kind!
En laat er de mannen verstikken!
Maar 'n einde te maken aan 't schrijnend verdriet,
Daar zijn ze te bang voor, dat durven ze niet.
Koor: Dappere soldaten,
Bange diplomaten.
[pagina 40]
[p. 40]
Zoo'n stichtlijke toast
Wakkert aan, en vertroost,
Verdriet en ellende vergeet je.
En er wordt niet gedacht
Aan 't gemoord en 't geslacht
Bij 't genot van zoo'n fijn déjeunertje...
Maar te doen, wat het hart en 't geweten gebiedt -