4. Penelope.
Fragment.
Muze, vermeld mij den man
in ervaringen rijk en in listen,
tegen daimonikoi (paganisten).
Zing mij dan, Muze, de maar'
van de macht en den moed en de hope...!
Droef stond Penelope daar
(in den regel genoemd Penelope).
Droef, want de Meester was weg,
de Kolos, de geweldige strijder,
Daarom, met wijs overleg,
zag zij uit naar een anderen Leider.
Zie, zoo nu gaf de Godin,
de klaar-oogige Pallas-Athena,
van den boog, van den boog van Messena.
Plotseling snelt zij terug,
naar 't Paleis met den goudenen toren;
Rap, als de vogelen vlug,
haalt zij weg den veerkrachtigen horen.
Als zij, een oogwenk alleen,
zich het hart heeft ontlast van de droefheid,
Spoedt zij ter zale zich heen,
nu getooid met het masker der stroefheid,
En den veerkrachtigen boog
overhandigend hun, die daar wachten,
Noodt zij hen statig en hoog
te beproeven om beurten de krachten.
‘Hij, die zijn sterkte bewijst,’
zoo ontsnapt aan den wal harer tanden,
‘Krijgt wat hij wil, wat hij eischt,
uit mijn eigene vorstlijke handen.’
En als de zwoegende troep
dan bij beurten den boog tracht te spannen,
| |
Monstert zij peinzend de groep,
en ziehier wat zij denkt van die mannen:
en (daar kan de Parteia niet buiten)
Hij wordt door godsvrucht gesterkt,
en door Petroleontische duiten.
Phrysios ook is vertrouwd,
Maar Penelope heeft al berekend,
Dat op de keper beschouwd,
deze Held niet zoo heel veel beteekent.
Haemskarchileus komt daarna,
maar Penelope neemt dien man vast niet:
Hij was een Broeder, nou ja,
maar het degelijk wagenschot was 't niet.
om de macht van den vijand te fnuiken?
Neen. Dat 's een eerlijke man,
en zoo iemand is nooit te gebruiken.
en de zaalbogen welven zich wijder...
Buiten dreunt dondrend de zee,
en de zeewind zingt: ‘Waar is de Leider?’
|
|