Ruize-rijmen(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 5. Aan Lieftinck, het tachtigjarig kamerlid. Gij, Lieftinck, Staatsman, jonge hoogbejaarde, Die rustloos werkte hoel een leven lang, Die niemand naar den mond sprak, niemand spaarde, Maar spaarzaam spreekt - slechts spreekt uit sprekens drang, En dan, als bliksemflits van 't zwerk op d'aarde, Plots treft de kudde in 't veld in loomen gang, Zoo stuit des redenaars zwaren woordenzang, Als 't schuiflend schrijdend spook der saaiheid waarde - Ga voort, gij glundre grijsaard, gaaf van geest, Bezielende ernst met luchten luim te kruiden, Gij, 's volks gestage, stoere afgezant! Nu zal tot ver in 't vrije vaderland Met heldre klanken uw geboort-clock luiden, Ter eere van uw tachtig... zomeren-feest! Vorige Volgende