2. De bijzonderste voorzienigheid op het gevallen boekske.
‘Tijdens de groote spoorwegstaking, toen dr. Kuyper minister was, wist hij op een gegeven oogenblik niet wat hij doen moest. Als vreemdeling op dit terrein, zocht hij raad voor de te volgen gedragslijn, en hierbij nu zag hij, een heel ander boek uit zijn boekenkast zoekende, en er uit nemende, een klein, dun boekje op den grond vallen, dat hij niet wist dat hij had, en heel niet kende. In dit boekje vond hij de oplossing. Vandaar het succes. Dit is nu de ‘bijzondere Voorzienigheid.’ -
(Heraut).
't Is staking. Leiden is in last.
Het Licht staat voor zijn boekenkast.
Hij zoekt een boek, om raad, en tast
Met zorg in ieder hoekje;
Daar valt een boekje op den grond,
't Was heel toevallig dat hij 't vond,
Hij wist niet eens dat het bestond,
Zoo'n dun, eenvoudig boekje.
O, die beroerde stakingstijd!
De Leider is de kluts wat kwijt,
Hij is in groote moeilijkheid,
Welk pad moet hij bewand'len?
Hij's vreemdeling op dit terrein......
Welnu, dit boekje, dun en klein,
Zal Nederland ten zegen zijn,
Dat zegt hem hoe te hand'len.
O, Boekske, wees gebenedijd!
U zij mijn lof en dank gewijd!
Bijzonderste Voorzienigheid!
Als 't boekje niet gevallen was,
Waarin het Licht zijn leiding las,
Dan zat' we nog in het moeras,
Dan war' ze nog aan 't staken!
Dus niet door staatsmanskunst of kracht,
Maar door een soort van ‘Domheidsmacht’
Heeft Kuyper toen het werk volbracht,
- Zijn blad zal wel niet jokken! -
Hij, en de vromen aan zijn zij,
(Er was een echte dom'nee bij!)
Regeerden naar - een loterij,
Wij noemen zoo iets: gokken!
| |
Waakt, kiezers! Speelt dan niet met vuur!
Past op, want, dringt t' onzaalger uur
De Leider zich weer in 't Bestuur,
Als dan god Mars zijn vuisten balt,
En dreigender het schetren schalt,
En... als er dan geen boekje valt,
Dan is ons land gesjochten!
|
|