Ruize-rijmen
(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend18. De huwelijksreceptie.Wanneer 'k een visch op 't droge, of een vlieg in 't spinneweb zie,
Dan denk ik aan een ander wee: de huwelijksreceptie.
Vergun me, dat 'k u thans de gruwelen der receptiezaal
Met scherpe lijnen teeken, en met felle kleuren maal.
Vooreerst: de manden en boeketten - zeker, het staat prachtig;
Maar wat te zeggen van zoo'n kamer met oen stuk of tachtig?!
En tegenover éénen vriend, die 't moois van harte gaf,
Staat een dozijn van ja-dat-moet-daar-kunnen-we-niet-af.
Van: ‘Das al nummer drie van 't jaar. Zeg, moet' we wéér wat geven?’ -
- ‘Piet doet het wel.’ - ‘Nou ja, maar Piet en hij zijn volle neven!’ -
- ‘Wat hebb' z' ook weer bij ons gedaan?’ - - ‘O, 't een of ander vod.
| |
[pagina 22]
| |
Een vaas, geloof ik.’ - ‘Ja, das waar. 't Ding is goddank kapot.’ -
‘En dan, bedenk, het volgend jaar d'r broer: das wéér een huwlijk;
En moeten wij maar telkens dokken? 't Is gewoon afschuwlijk!’ -
- ‘Ja, 'k weet er heusch niets op dan dat je 't ‘lijstje’ maar weer vraagt’. -
- ‘Nee, zeg! Je weet toch dat zoo'n ding j' op hooge kosten jaagt!
Dan moet je een pendule geven, lepels, of een looper!
Nee. Bloemen maar. Das altijd goed: en das 'n hoop goedkooper...’
‘Voor 10 pop bloemen!’ wordt er dus, per telephoon, besteld:
Géén eigen smaak, géén poëzie, géén hart - alléén maar...... geld!
d'Ontvangsalon wordt volgepropt met ‘blom’, in mand' en potten -
En na een dag of twee staat daar voor honderden te rotten. -
De dag is daar. Zie 't bruidspaar met de feestfamilie staan,
Als in de kas van een bloemist; en 't Kostlijk Mal vangt aan.
Een zusje, stiekum met de lijst der gevers van de bloemen,
Lispt: ‘Die bedanken! - Deze niet!’ zoodra z' 'n naam hoort noemen.
‘Ik dank u! Ook uit naam van Pim! Wat 'n beeldige boeket!
Kijk, dáár: we hebb' 'm wat vooraan (zusje schudt angstig 't hoofd)...... wat achteraan gezet......
Dan... lijdt ie niet zoo van de zon’. (Zusje, wanhopig, te hard fluisterend): ‘Nee, hij heeft niks gegeven!’ -
- ‘O, nee, pardon!... die 's niet van mij; (snel tot een zwager) Zoo! hoe staat jou het leven?......’
Dan haastig langs de halve maan; een knik, een grijns, een hand -
Een paar bêtises - voortgedrongen, naar den andren kant.
Daar moet je de cadeaux gaan zien. Twee bakvischjes in 't rose
Staan bij de tafel, Ies en Iet, in elegante pose,
Om uit te leggen, voor 't geval je suf bent, of bijziend,
Wie van elk ding de gever is, en waar elk ding voor dient.
‘Dat is voor olie en azijn, van Miep. En daar die vaze'
Voor bloem', - of zóó maar, voor het mooi - die zijn van tante Zwaze.Ga naar voetnoot1)
't Ameublement: van Grootpapa - 't buffet is nog niet klaar,
Maar kijk, zóó wordt het. U begrijpt, dit is de foto maar.
Die lepeldoos is van oom Puk, die spergetang van Atie.
En dan van Juf - echt aardig hè? - een slabak; kijk, daar staat ie.
Dat kussen is van tante Zus. Dat zoutvat van oom Broer.’
‘Hoe weet u 't alles uit uw hoofd? Das toch 'n heele toer!’ -
En zijn de meiskens even weg, om ginds wat te bedisselen,
Dan jeuken me de vingers om... de kaartjes te verwisselen:
| |
[pagina 23]
| |
B.v. dit, met 't kroontje hier, toevallig wat ‘in 't zicht’,
Te ruilen met dat kaartje, dat daar bij die slabak ligt!......
En waar dat alles nu voor dient? Je hoeft 't niet te vragen:
Dat 't bruidje 't dure bruidstoilet nog eens een keer kan dragen!
Dáárvoor dient al die herrie. Want beken het maar oprecht:
Op geen receptie is ooit één verstandig woord gezegd!
|
|