Ruize-rijmen(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 6. Een kaartje! Wie stuurt er me-n-'n kaartje, Een kaartje met Nieuwjaar? Die kaartenstroom, die kaartenvloed Die doet me ieder jaar zoo 'n goed! Mag ik 'r op reek'nen dat je 't doet? Och, stuur me maar een kaartje, Een kaartje met Nieuw Jaar! Wie stuurt er me-n-'n kaartje, Een kaartje met Nieuw Jaar? Je doet m' 'r zoo'n genoegen mee, En 't is zoo'n aardig, nieuw idee, Zoo met ‘p.f.’ of met ‘m.g.’, Ik snak zoo naar je kaartje, Je kaartje, met Nieuw Jaar. [pagina 5] [p. 5] O, stuur me toch je kaartje, Je kaartje met Nieuw Jaar! Dan heelt de Post wat bezigheid, December is de slappe tijd, Zoodat je ook de Post verblijdt, Begrijp je? met je kaartje, Je kaartje met Nieuw Jaar. Zoo'n kaartje, dat bespaart je Een langen brief, niet waar? 't Is dan niet noodig, dat je dicht Een mooien wensch aan Oom of Nicht, Voor 't jaar, ‘dat weder vóór ons ligt,’ Je stuurt ze maar een kaartje, Je bent veel gauwer klaar. Dus krijg ik vast je kaartje, Je kaartje met Nieuw Jaar? 'k Behandel 't heusch niet achteloos, 'k Bewaar het netjes in een doos, En stuur je na een korte poos, Uit dankbaarheid mijn kaartje, Voor 't kaartje van Nieuw Jaar. Zoo gaat het jaar op jaartje, Zoo foppen wij mekaar. De wereld is een poppenkast! We doen elkander overlast, Maar 't hoort, dus doen we 't; dàt staat vast... Och, stuur me maar geen kaartje, Nee, dank je. Laat het maar. Vorige Volgende