Ruize-rijmen
(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend
[pagina 6]
| |
Wie bij vrienden gaat dineeren,
Moet een pop - contant - spendeeren,
Wie bij vrienden gaat logeeren,
Waar hij ‘Logies met Ontbijt’ krijgt,
Dokt een gulden, die de meid krijgt -
Dat wil zeggen, 't heet, dat zij 't krijgt,
Zij ontvangt het; goed - uitstekend,
Maar je weet wat het beteekent:
't Is bij 't huren zóó berekend:
‘Zooveel zal je loon zijn, Keetje,
Maar we geven, hm, ja, weet je,
Nog al zoo eens een dineetje...
Bovendien, wij inviteeren
Dikwijls menschen te soupeeren,
Of ze komen hier logeeren,
- 't Zal zoo eens per veertien daag zijn -
Anders zou je loon wat laag zijn.’
‘Nu mevrouw, ik wil hier graag zijn,’
Antwoordt heel tevreden Keetje.
En na ieder dejeuneetje,
Of dineetje of soupeetje,
Voelt zij al haar handpalm jeuken...
‘Och, mevrouw, waar is de keuken?’
Vraagt de gast. ‘Daar!’ zegt ze leuk, en
Ziet hoe Keetje, niets verlegen,
Krijgt, wat zij - wat is er tegen? -
Loons te weinig heeft gekregen.
Ja, wie zich op stand laat ‘veur’-staan,
Houdt van deftig doen en geurslaan,
Die laat Mina bij de deur staan,
Dat is nog te prefereeren,
Want dan kan geen gast 't probeeren,
Om 'm stiekempjes te smeren...
Och mevrouw, mag ik het wagen,
U bescheidenlijk te vragen,
Of u wellicht dezer dagen
Eens bij mij wilt komen eten?
Maar dan moet ik zeker weten,
Dat g' uw beursje zult vergeten:
Komt u bij mij middagmalen,
'k Wil u gaarne goed onthalen -
Maar u mag het niet betalen!
|
|