Ruize-rijmen
(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend
[pagina 4]
| |
Op Waarde, Beste, Zeer Geacht' en al dat mal gedoe;
Hoogachtend, Met de meeste Achting, 'k Blijf geheel de Uwe,
Uw dienaar, dienstwillig, dienstvaardig... is 't niet om te gruwe'?
En meen'geen gaf 't in wanhoop op, en schreef maar niet, ten leste,
Omdat hij maar geen keus kon doen uit Lieve, Waarde of Beste!
Is het zoo moeilijk, zou het niet met een'ge oef'ning lukken,
Dienstvaardigheid en achting in den brief zelf uit te drukken?
En zuiver zaken-brieven, als: ‘Is u van middag vrij?’
Moet daar die achting en dienstwilligheid nu ook al bij?
Zeg, hebt gij zelf nog nooit zoo iets geschreven als dit, lezer:
‘In antwoord op Uw Zeer Geëerde van den vierden dezer
Heb ik de Eer U mede te deelen, Zeer Geachte Heer,
Dat onze kat gejongd heeft, dat's nu voor de tiende keer,
En al de beestjes leven nog; 't is boven mijn verwachting.
'k Verblijve Uw dienstwil'ge dienaar, met de meeste Achting’?
Die dwaze wartaal weg te laten strijdt met je fatsoen,
Maar sta je, als je spreekt met iemand, ook zoo gek te doen?
Bv. zeg je: ‘Zeer Geleerde, Hoog Geachte Heer!
Ik heb de Eer U mee te deelen: 't is vandaag mooi weer? -
Wie doet er mee, en breekt met dit gedachteloos geteem,
En schrijft - zooveel als 't mooglijk is - naar 't volgende systeem:
Laat slechts den datum op uw brief, den naam er onder prijken,
En laat uw achting, liefde en geest uit stijl en woordkeus blijken!
|
|