| |
XIII. Duits
De grote overeenkomst tussen Duits en Nederlands maakt het ons inderdaad soms zeer moeilijk juist te onderscheiden; men zij dus voorzichtig en toetse ieder twijfelachtig woord of gezegde nauwkeurig.
Een treffend voorbeeld is slagroom. Het ziet er zuiver Hollands uit, zoals slagboom. Maar zowel de koppeling als het gebruik van slag is zuiver Duits. Wij zeggen niet smeltboter (Schmelzbutter) maar gesmolten boter, niet braadaardappelen (Bratkartoffeln) maar gebakken aardappelen, niet klutseieren maar geklutste eieren; en wat slag betreft, wij slaan de eieren of de room niet, maar klutsen of kloppen die. Wie deze room als bijzonder produkt wil aanduiden zegge kloproom; dit is goed Nederlands.
A. Nederlandse woorden in Duitse zin gebruikt, bv. verhouding in de zin van toestand, omstandigheden. Het woord is goed, maar het is verkeerd gebruikt.
Deze zijn de gevaarlijkste doordat ze moeilijk te herkennen zijn zonder grondige kennis van het Duitse gebruik.
B. Duitse woorden in Nederlandse vorm, bv. inengen voor vernauwen.
| |
| |
Deze zijn minder gevaarlijk doordat ze gemakkelijk te herkennen zijn - tenminste in het begin; op den duur, als oog en oor er aan gewend raken, leveren zij wel degelijk groot gevaar.
| |
A. Nederlandse woorden in Duitse zin
Anrichten, bereiden (gunstig of ongunstig) |
Aanrichten, bereiden (alleen ongunstig) |
Voor de gasten was een kostelijke maaltijd aangericht (toebereid of aangerecht). |
De vijand heeft een afschuwelijk bloedbad aangericht. |
Er is een tentoonstelling van zijn werk aangericht (ingericht). |
De storm heeft onberekenbare schade aangericht. |
Anstotzen, met glazen klinken |
Aanstoten, om te wekken of aandacht te trekken |
Laat ons op de goede vriendschap aanstoten (klinken). |
Hij stiet mij aan en ik schrikte wakker. |
Begabung, begaafdheid, gaven, talent, aanleg |
Begaving, stuipen (dialekt) |
Hij is een man van groote begaving (begaafdheid). |
Het wicht is bezweken aan de begaving. |
Bemerken, een opmerking, aanmerking maken |
Bemerken, bespeuren, gewaar worden |
De spreker bemerkt (maakt de opmerking) dat de kunst internationaal is. |
Ik bemerkte dat hij trachtte mij te misleiden. |
N.B. Bemerking, dat alleen gewaarwording zou kunnen betekenen, bestaat niet.
Betrachten, beschouwen, bekijken, aanzien |
Betrachten, in acht nemen, doen: deugd, plicht |
Deze zaak is ook van een andere kant te betrachten (beschouwen). |
‘De waarheid betrachtende in liefde.’ (Eph. IX, 15)
Plichtsbetrachting |
Durchnehmen, behandelen |
Doornemen, hard aanpakken |
We zullen dat moeilijke stuk nog eens doornemen (behandelen). |
Zij naamen de geenen die in hunn' handen vielen rauwelijk deur (Hooft). |
| |
| |
Gemeinsam, gemeen, gemeenschappelijk, onderling, samen |
Gemeenzaam, vertrouwelijk, ongedwongen, zonder plichtplegingen; bekend |
Deze landen bieden gemeenzaam (gemeenschappelijk) de vrede aan. |
De leraars van onze school gaan zeer gemeenzaam met de leerlingen om. |
Aan al die beschouwingen is de gedachte gemeenzaam (gemeen) dat slechts eendracht redding kan brengen. |
Al deze beschouwingen en diepe gedachten werden in gemeenzame taal uitgesproken.
Gemeenzaam met het Grieks. |
Niederlassen, (zich) vestigen |
Nederlaten, laten zakken |
Bloeiende bedrijven hebben zich hier nedergelaten (gevestigd). |
De kist wordt in het graf neergelaten. |
Entnehmen, overnemen |
Ontnemen, afnemen, ontroven |
Deze gedachten zijn aan de Koran ontnomen (ontleend). |
De bandieten hebben hem al zijn geld ontnomen. |
Aufgabe, taak in ruime zin, plicht |
Opgaaf, taak om te raden, op te lossen, enz. |
Is het niet onze opgaaf (plicht) in alle mensen broeders te zien? |
Ik heb al de opgaven van mijn rekenboekje opgelost. |
Stratze, gebaande weg door een streek |
Straat, geplaveide weg in stad of dorp |
Men heeft het plan opgesteld voor een diagonale straat (straatweg) door het gehele rijk. |
De meeste straten in de steden van Amerika zijn recht. |
Ausgerechnet, juist, net |
Uitgerekend, becijferd |
Nu moest het uitgerekend (juist) op mijn vrije dag regenen. |
Heb je al eens uitgerekend hoeveel je dat reisje zal kosten? |
Verpflegen, zieken of gezonden verzorgen |
Verplegen, zieken verzorgen
Een verpleegde is een patiënt. |
Hoe wordt een groot leger verpleegd (verzorgd)? |
Hoe worden de lijders in dit sanatorium verpleegd? |
Verhältnis, toestand, omstandigheden |
Verhouding, afmeting; onderlinge betrekking |
De verhoudingen in Nederland zijn (de toestand is) in de laatste jaren geheel veranderd. |
De verhoudingen van dit gebouw zijn in ieder opzicht juist. Onze verh. is vriendschappelijk. |
| |
| |
Aangelegd zijn, aanleg hebben |
Aangestelden, personeel |
Aangewezen, afhankelijk |
Aanpassen, schikken, voegen, regelen, richten, wennen |
Aanvoelen, gevoelen, begrijpen (35) |
Afdekken (tafel afnemen) |
Afschieten, neerschieten |
Afspelen (z.), voorvallen |
Afstoten, snel verkopen |
Afwerpen, opbrengen (bl. 45) |
Band, deel |
Begroeten, toejuichen |
Betreffende, bedoelde, betrokken |
Billijk, matig, redelijk, schappelijk |
Brengen, voordragen, vertonen |
Doorkruisen (plan), verstoren |
Doorsnee, gemiddeld |
Doorvoeren (wet), uitvoeren |
Glanzend (mooi), schitterend |
Geschikt, handig |
Heilgymnastiek, heelgymnastiek |
Indringend, diepgaand, grondig |
Ingaand, ingrijpend, grondig |
Inhalen (raad), inwinnen |
Instelling, standpunt, houding |
Meerdere, verscheidene |
Omgeving, omstreken |
Omslag, óverlading |
Opvorderen, bevelen |
Raam, lijst, kader |
Rein, louter, uitsluitend |
Richtlijn, aanwijzing, voorschrift, richtsnoer |
Rond, ongeveer (bl. 25) |
Uithollen (gezag), ondermijnen |
Uitstellen, uitstallen |
Uitvallen, vervallen, onbruikbaar worden |
Uitvlucht, uitstapje |
Vaststellen, constateren |
Verkapt, bedekt, vermomd, verholen |
Voorgaan (troepen), oprukken |
Voorwerpen, verwijten |
Vordering, opvordering |
| |
B. Duitse woorden in Nederlandse vorm
Aanvechtbaar, betwistbaar |
Afgestemd, passend |
Afgezwakt, verzwakt |
Afglans, afschijnsel |
Afstemmen, richten |
Beachtenswaardig, behartigenswaardig |
Beduidend, belangrijk |
Begeestering,Ga naar voetnoot*) geestdrift, bezieling |
Belerend, leerzaam |
Belevenissen, ondervinding, ervaring, lotgevallen, avonturen |
Bemeesteren, vermeesteren |
Benutten, gebruiken, aanwenden |
Briefpapier, postpapier |
Daadkracht, energie |
Daadzaak, feit |
Doorslaggevend, doorslaand, beslissend |
Draagwijdte, kracht, gewicht, betekenis |
Dreiging, bedreiging |
Durend, duurzaam |
Eigendommelijk, eigenaardig |
| |
| |
Geëigend, geschikt |
Gelding, geldigheid, betekenis |
Grootmacht, grote mogendheid |
Handomdraaien, ommezien |
Heenwijzen, wijzen (aan-, ver-) |
Hopelijk, naar ik hoop |
Inengen, vernauwen |
Insperren, gevangen zetten |
Instijgen, instappen |
Interesse, belangstelling (bl. 76) |
Keelkop, strottenhoofd |
Koptelefoon, hoofdtelefoon |
Krachtwagen, auto |
Kwark, wrongel |
Lamleggen, stremmen, tot stilstand brengen, belemmeren |
Lastauto, vrachtauto |
Liefdesbrief, minnebrief |
Maatgevend, beslissend |
Meemaken, beleven, bijwonen |
Middels, door middel van |
Muisstil, doodstil |
Nabuurland, naburig land |
Naslagwerk, encyclopedie, woordenboek, handboek |
Omstreden, betwist |
Onbedingd, onvoorwaardelijk |
Onomwonden, onbewimpeld |
Onverbindelijk, niet verbindend |
Ontwaarding, ongeldigverklaring (-wording), w.vermindering |
Opademen, her-, verademen |
Opbaren, op een baar leggen |
Overbieden, meer bieden |
Overwijzen, overmaken |
Roofmoord, moord tot beroving |
Schijnwerper, zoeklicht, lichtwerper |
Spitsuren, drukke uren |
Springstof, ontplofbare stof |
Tendens, strekking |
Terugwijzen, van de hand wijzen |
Toeslag, bijslag |
Toespitsen, verscherpen |
Uitbouw, uitbreiding |
Uitnutten, zich ten nutte maken |
Uitproberen, op de proef stellen |
Uitstijgen, uitstappen |
Uitzichtsloos, hopeloos |
Veiligstelling, beveiliging |
Verbrengen, doorbrengen |
Vernalatigen, verwaarlozen |
Voorbedacht, opzet |
Voorliggen, in behandeling zijn |
Voorliggend, onderhavig |
Voorradig, voorhanden |
Waardiging, waardering |
Wegomlegging, wegverlegging |
Zekering, smeltstop |
| |
Varia
Afstand nemen |
Afstand doen, afzien |
De denkbaarst grote |
De grootst denkbare |
Eerst recht niet: als hij vriendelijk spreekt, moet je hem eerst recht niet geloven. |
Juist, vooral: Juist als hij vriendelijk spreekt, moet je hem niet geloven |
Eerstens, tweedens, derdens, enz. |
Ten eerste, tweede, derde, enz. |
Een kunstenaar van formaat |
Een groot kunstenaar |
Tot gelding brengen |
Doen gelden |
Geven: het geeft; af te geven |
Er zijn (bestaan); te koop |
| |
| |
Handelen: het handelt zich in dit artikel om het communisme |
In dit artikel wordt het communisme behandeld |
Hoog: hij leve hoog; het is de hoogste tijd |
Hij leve lang; het is hoog tijd |
Huis: een uitverkocht huis; het hoedenhuis; van huis uit |
Een volle zaal; de hoedenwinkel; van nature (oorspronkelijk) |
Ingesteld: ik ben er niet op ingesteld (Vermijd vooral instelling voor standpunt, houding, aard) |
Het is niet overeenkomstig mijn aard (ik ben er niet in de stemming voor). |
-ker: chemiker, epileptiker, politiker, techniker, enz. |
-cus: chemicus, epilepticus, politicus, technicus, enz. |
Levensnoodwendige artikelen |
Eerste levensbehoeften |
-maal: niet eenmaal; op eenmaal |
Niet eens (zelfs niet); op (in) eens |
Reëel: een reële firma; behandeling |
Een betrouwbare firma; een fatsoenlijke (redelijke, schappelijke) behandeling |
-se: Schubertse liederen, Kruppse messen, Weilse ziekte |
Liederen van Schubert, messen van Krupp, ziekte van Weil |
-st: minzaamst; spoedigst |
Zeer minzaam; ten spoedigste |
Stemmen: dat stemt |
Dat klopt (komt uit) |
Studeren: hij studeert rechten N.B. Studeren is intransitief; |
Hij studeert in de rechten bestuderen is transitief. |
De tachtiger jaren |
De periode van tachtig |
Terug: terugblijven; in oude fouten terugvallen; teruglopen |
Achterblijven; in oude fouten vervallen; dalen (achteruitgaan, verminderen) |
Vervoeging: ter vervoeging stellen |
Ter beschikking stellen |
Verdwijnen: een verdwijnend kleine minderheid |
Kleine, afnemende minderheid |
Waak op |
Ontwaak |
Zich: op zich |
Op zichzelf |
Zonder meer (ohne weiteres) |
Zonder verklaring, protest; louter; voetstoots, klakkeloos |
Liggen voor zitten of staan, zijn, enz. Nederlands is: de zaak, dat zit zo, de zaken staan slecht. Duits is:
Het voorstel ligt (zit) logisch in elkaar, voor hen ligt ligt (staat) de kwestie zo. Het normale werk ligt (staat) stil. Deze natie ligt (staat) ongeveer tien jaar ten achter.
Das liegt mir nicht (entspricht nicht meine Neigungen).
| |
| |
- Der Grotse Duden. Deze uitdrukking kan in het Nederlands niet overgenomen worden; men zegge: is niet geschikt voor me (rol), strookt niet met mijn karakter (vleien), ligt niet in mijn aard (kunst), ik heb er geen neiging voor (studie), enz.
-matig. Met dit niet zuiver Ned. suffix (mäszig) worden thans veel onnodige adj. gevormd: dwangmatig (gedwongen), voorschriftmatig (op, volgens v.), enz. Enige zijn geijkt: doel-, kunst-, recht-, stelsel-, plichtmatig, enz.
Regel-, middel-, en overmatig zijn goed gevormd: niet met -matig, maar met het zuiver Ned. suffix -ig, van regelmaat, enz.
N.B. Het winkelvoord momenteel (op 't ogenblik, nu, voorlopig, tijdelijk, enz.) lijkt een germanisme, maar is zelfs dat niet (momentan).
Neven- voor het begrip bijkomstig, ondergeschikt (tegenover hoofd-) is een germanisme; Nederlands is bij-: bijzaak, bijgedachte, bijsmaak, bijblad, bijgebouwen.
Onjuist: nevenzaak, nevengedachte, nevenbedoeling, nevengebouwen, enz. Juist (begrip gelijkheid): nevenman, nevenschikking.
Is te met infinitief: voorschrift is onjuist:
Dit biljet is op aanvraag te tonen (moet - worden).
Het is juist voor mogelijkheid, -baar, -lijk en -waard:
Het is te proberen. Ik ben niet om te kopen. Dat is te verkiezen. Zij zijn te beklagen.
Um= (verandering): Nederlands ver-, her-, over-
umändern - veranderen |
umschaffen - herscheppen |
umbauen - verbouwen |
umsteigen - overstappen |
Umbenennung - naamsverandering |
umtaufen - verdopen |
umdeuten - anders uitleggen |
umschalten - overschakelen |
umformen - vervormen (her-) |
umkleiden - verkleden |
umrechnen - herleiden |
Umwertung - waardeverandering |
Ten onrechte onderscheiden sommigen omkleden: een ander gewoon pak, en verkleden: een carnevalspak aantrekken; beide worden uitgedrukt door verkleden.
Het Nederlandse equivalent van -nahme is -neming: onderneming, afneming, toeneming, opneming, inneming, inachtneming, inhechtenisneming. Veelal vindt men de
| |
| |
verwerpelijke vormen ontslagname, kennisname, waarname, wegname, stellingname, voelingname, enz.
Ten onrechte onderscheiden sommigen deelname (het nemen van een aandeel) en deelneming (het medegevoelen); beiden worden uitgedrukt door deelneming.
Duits is ook het gebruik van deelwoorden voor substantieven als medewerkenden, uitvoerenden, aangestelden (-werkers, -voerders, personeel).
In absehbarer (einiger) Zeit is zuiver idioom; de Nederlandse navolging niet (bl. 80).
Ook de hoofdletter in Uw (U), bedoeld als beleefdheidsvorm, is misschien een navolging van het Duits, waar Ihr (Sie) - uw (gij) - met kleine letter geschreven tot verwarring met ihr (sie) - hun (zij) - zou kunnen leiden. In het Nederlands bestaat die mogelijkheid niet; de hoofdletter is dus overbodig. Wie in de kleine letter een onbeleefdheid ziet, zal ook de verwanten niet onheus mogen bejegenen met zij, hem, haar en zich, en schrijve bv.:
Wij berichten U dat Uw dochter Haar mantel en Uw echtgenoot Zijn jas vergeten hebben, toen Zij Zich in grote haast naar Hunne woning begaven.
Sommigen omvatten het ganse mensdom in hun eerbetoon, en schrijven: Ken Uzelf. Haast U langzaam.
Een der gebruikelijkste modetermen in geestdriftige artikels is het germ. inzetten. In goed Ned. betekent het alleen inleggen, storten, opzetten bij het spel; zich inzetten: beginnen. ‘Het regentij heeft zich ingezet.’
(Denk aan geven, aanwenden, inspannen, wijden, opofferen, opkomen voor, volle overgave, toewijding, enz.)
N.B. Enkele afgekeurde woorden komen in het oud-Nederlands voor, zoals aanrichten (inrichten), een schrijven (een brief), insperren of insparren (gevangen zetten); zo ook de hoofdletter U en die in Uw. Men verdedigt ze soms op die grond. Ten onrechte, meen ik. In de hedendaagse taal behoren zij niet thuis. De gebruikers hebben ze waarschijnlijk niet opgedolven uit het oud-Nederlands, maar binnengesmokkeld uit het nieuw-Duits.
|
-
voetnoot*)
-
Begeistern is naar analogie van het mv. Geister juist gevormd, zoals vergöttern naar Götter; het Ned. mv. is niet geester. Juist gevormd is het (zeldzame) begeesten, bezielen en begeesting; verg. verafgoden.
|