Is dat goed Nederlands?
(1998)– Charivarius– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
[Is dat goed Nederlands?]IS DAT GOED NEDERLANDS? Deze vraag verneemt men tegenwoordig vaak, want meer en meer beseft men het belang van een rijke, zuivere, duidelijke taal - een brabbelend volk is als een leger in lompen. Maar velen ontbreekt het aan tijd of gelegenheid om het antwoord te zoeken in wetenschappelijke werken; zij zouden baat kunnen vinden bij een eenvoudig, handzaam geschriftje vol van kort en klaar bescheid; dat moge dit boekje zijn. Deze kleine verhandeling is niet alleen als schoolboek bedoeld. Ik hoop dat zij ook dienstig zal zijn voor journalisten, staatslieden, redenaars, kortom voor ieder die de taal hanteert in het openbaar en dus slordigheden en fouten, zo vergefelijk in het omgangsgesprek, zorgvuldig moet vermijden. Dus ook dienstig voor den man van zaken. Een prospectus of een andere aankondiging, vervat in juiste, duidelijke, pittige bewoordingen heeft groter kans op goed gevolg dan een onbeholpen, slordig schrijfsel in saaie zinnen - zoals een logisch ontworpen en sierlijk uitgevoerde uitstalling meer kopers trekt dan rommel voor het raam. Een der voornaamste oorzaken van taalbederf is de verwarring van het Nederlands met verwante vreemde talen. Vele woorden, in vorm geheel of bijna gelijk, hebben een andere betekenis in de vreemde taal dan in het Nederlands. To find out bv. lijkt sprekend op uitvinden, maar het eerste betekent opsporen, het tweede een uitvinding doen; het Duitse betrachten, dat beschouwen betekent, is in vorm volkomen gelijk aan het Nederlandse betrachten, dat integendeel doen beduidt. Het is zo moeilijk het onderscheid in het gebruik van zulke woorden in acht te nemen, dat ik aan dit onderwerp een drietal hoofdstukken heb gewijd: Duits, Engels en Frans. Op twee menselijke zwakheden die de stijl in gevaar brengen wil ik voorts de aandacht vestigen: modezucht en deftigdoenerij. Modezucht. Modezucht leidt tot het gebruik van de gemeenplaats. Cliché-termen zijn op zich zelf meestal goed en soms zelfs zeer kernachtig of ook poëtisch: dynamisch-statisch, zich bezinnen, het lichtende voorbeeld, enz. Maar als zij in de mode raken, verliezen zij alle kracht en frisheid, maken geen indruk meer en veroorzaken slechts verveling. Deftigdoenerij. Dikwijls drijft de zucht om deftig te schijnen den schrijver tot het bezigen van gekunstelde wendingen en woorden: door mij wordt plaatsing verzocht (ik verzoek plaatsing) van dit stuk, het dezerzijdse (ons) aanbod, de burgemeester en diens (zijn) echtgenote, enz. Ik heb de fouten die ik toeschrijf aan dit zwak gemerkt Dd. Dd. in handelsbrieven heb ik niet besproken: | |
[pagina 6]
| |
ter vermijding van dat euvel is mijn raad niet nodig. Sommige kooplieden schrijven in hun brieven zinnen die zij ook in de plechtigste gesprekken niet zonder lachen zouden kunnen zeggen: ‘In vouwe gelieve U aan te treffen’ (Ik sluit hierbij in), ‘Door ons werd Uw geëerd kaartschrijven in goede orde ontvangen’ (Wij ontvingen uw briefkaart) enz., om maar te zwijgen van ‘Per 1 April, per die datum’, dat tegenwoordig vooral door de handel en door de regering bijzonder juist en fraai geacht wordt. Goede smaak en vooral gevoel voor humor moeten hier de weg wijzen. Mijn boek bevat meer logica dan taalkunde. Het zou er droevig uitzien als men taalkundige moest zijn om zijn moedertaal zuiver te kunnen spreken en schrijven. Wat de lagere school leert is voldoende; de oorzaak der meeste fouten is niet onkunde, maar onnadenkendheid. In enkele der behandelde gevallen is er van logica geen sprake, bv. bl. 35: als-dan, bl. 38: hun-hen. De daar gegeven regels zijn niet uit de levende taal opgekomen maar door geleerden verzonnen en in de spraakkunst gebracht. Wie echter het belang begrijpt van eenheid en orde ook op het gebied van de taal, volgt ze; tenminste in de niet gemeenzame taal, de zgn. schrijftaal. Verreweg de meeste voorbeelden zijn ontleend aan de pers; ik heb ze laten zetten in de spelling waarin ze verschenen zijn. Ik noem de bronnen niet, maar men gelove mijn verzekering dat ik ze niet bedacht heb en dat ook onze hoofdbladen mij ruimschoots van bijdragen hebben voorzien, hetgeen tot bewijs moge strekken dat een boekje als dit niet overbodig is. Enige opmerkingen, zoals die over vreemde woorden en onjuiste aanhalingen, vallen buiten mijn bestek. Ik heb ze echter opgenomen omdat de behandelde fouten zo dikwijls in Nederlandse geschriften voorkomen dat mij een bespreking in dit boekje niet misplaatst scheen. Het aanhangsel is mijn bewerking van Schopenhauer's opstel over de stijl, met toestemming van de uitgevers overgenomen uit ‘Klusjes en Kliekjes’ (N.V.H.D. Tjeenk Willink en Zoon, Haarlem). Ik heb niet gestreefd naar streng systeem of volledigheid. Ik doe een greep uit de vele dagelijks voorkomende fouten en tracht die te verklaren en te verbeteren; ik zal al veel bereikt hebben als ik den lezer geprikkeld heb tot kritisch lezen - een negatief voordeel - en daardoor tot zorgvuldig schrijven, een positief goed. |
|