Gewoonlijk moet dit meermalen geschieden, voordat de spanning zó verminderd is, dat de luchtlaag ze weer kan weerstaan.
Daar de blits vernielend en dodend werkt, heeft men een middel bedacht om zijn werking tegen te gaan. Dit middel berust op de eigenschap van alle puntige voorwerpen om electriciteit gemakkelijk uit te stralen.
Wanneer men bijvoorbeeld een bol, die ergens een scherpe punt draagt, electrisch maakt, dan zal al de electriciteit spoedig wegvloeien uit die punt.
Op een huis nu plaatst men zo een punt in de vorm van een bliksemafleider. De minus-electriciteit, daar opgehoopt, straalt bij die punt uit naar de wolk vol plus-electriciteit; door dit ‘tappen’ wordt de grote spanning voorkomen, zodat tusschen huis en wolk geen blits overspringt. Is de wolk evenwel overmatig geladen, dan kan de blits toch overspringen, maar dan zal het de afleider treffen, die de hoogste punt aanbiedt en bovendien goede geleiding naar de grond mogelijk maakt. In de eerste plaats zijn de metalen goede geleiders van de electriciteit en in de twede plaats de vochten of alles wat met vocht doortrokken is.
De bliksem-afleider nu is van metaal en het benedeneinde van zijn draad loopt in een put water uit of is diep in vochtige aarde begraven.
Waar geen bliksemafleider is, kan het gebeuren, dat de blits niet juist het hoogste punt treft, doch de voorkeur geeft aan een lager gelegen punt, dat beter geleiding aanbiedt. Zo kan het bij voorbeeld gebeuren, dat een man getroffen wordt voor de deur van een huis dat niet al te hoog is, of in de nabijheid van het huis, omdat zijn lichaam, van levensvochten doortrokken, beter geleiding aanbiedt dan het nog droge strooi-dak. Zo kan de blits misschien een hoogte vermijden en in de nabijheid een lager gelegen plaats treffen, omdat daar metalen in de grond zijn of water.
De kronkeling van de bliksemstralen toont bovendien aan, dat de lucht niet overal even doorgankelijk is voor de