De stad Amsterdam wordt door zijn grachten als het ware in 90 eilanden verdeeld, - deze eilanden zijn met elkaar verbonden door omtrent 300 bruggen.
Er zijn delen van Nederland die even hoog liggen als de oppervlakte van de zee en zelfs lager dan die oppervlakte. Men zal zeggen: hoe lopen de rivieren of water-wegen dan in de zee uit; stroomt die zee dan niet naar binnen? Inderdaad, de zee stroomt naar binnen, vooral bij hoog getij en wanneer bij stormweer de wateren hoog opgedreven worden tegen de kusten. Zo snel stroomt het zeewater dan in de rivier op, dat men zou zeggen dat de rivier naar haar bron terug-vloeit. Maar overstroomt het land dan niet? Neen, op enige afstand aan weerskanten van de rivier zijn sterke dijken gebouwd die de loop van de rivier volgen tot aan de zee. Aan de zee sluiten deze dijken tegen de duinen of zandheuvels die in onafgebroken rij de zeekust langs lopen en de golven als een muur tegenhouden. Alleen waar de rivieren in de zee uitmonden, zijn openingen in de duinen.
Wanneer het water van de zee deze mondingen binnenstroomt, hoopt het zich op tusschen de rivierdijken, terwijl het land achter de dijken veilig blijft. Vreemd is het schouwspel, wanneer men zich bij hoog water op zulk een dijk bevindt: aan de ene kant het wilde water, vlak bij, grote stoomboten op zijn boezem dragende; aan de andere kant van de dijk, en twintig of meer voeten onder de dijk, groene weilanden en kalm grazend vee!
Het overtollige water in de lagere kanalen wordt door windmolens of stoommolens voortdurend opgepompt in hogere kanalen, en zo bij herhaling, tot dit water in de rivier uitgelaten kan worden door sluizen.
De oceanen en zeeën zijn de grote waterweg tusschen de natiën en werelddélen. Ten einde omwegen te vermijden, van zee tot zee, verbindt de mensch ook de oceanen door waterwegen. Zo is het Suez-kanaal ontstaan dat Azië van Afrika scheidt, zo zal weldra het Panama-kanaal Noord- en