Ons leesboek(1905)–Jan F.E. Celliers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 155] [p. 155] Drie paren en één. Gij hebt twee ooren - maar één mond. Dat, vriend, zij u een teeken Om veel te hooren en niet veel - Te spreken. Gij hebt twee oogen maar één mond; Bedenk dat, U ten zegen: Veel moet gij zien en zeer veel dient - Gezwegen! Gij hebt twee handen - maar één mond; Den zin hoort gij te weten: Twee zijn er voor het werk, maar één - Om t' eten! (P.A. de Génestet.) Vorige Volgende