arm of een been van iemands lichaam gescheiden is en wij houden het in de hand, dan bevinden wij eerst, hoe zwaar onze lichaamsdelen zijn. Wij mogen in een ballon opstijgen in de lucht, wij mogen een kanon-kogel in de hoogte schieten, maar de aarde trekt alles weer tot zich terug. Waar wij ook op de aardbol staan, deze kracht werkt altijd loodrecht naar beneden, dat wil zeggen, in de richting van het middelpunt der aarde.
De waterdeeltjes der oceanen gehoorzamen aan deze kracht door gezamenlijk een bolvormige stand aan te nemen, waardoor zij het dichtst mogelijk het aantrekkende middelpunt naderen, en waardoor het oppervlak der wateren één doorlopende kromming vormt met de gehele oppervlakte.
De luchtlaag of dampkring, welke onze aarde omsluit, en welke voor ons het leven mogelijk maakt, wordt ook door zwaarte-kracht op de aardoppervlakte vastgetrokken, zodat het niet in de ruimte vervliegt.
Deze lucht- of dampkring rust met zeker gewicht op de aarde en op alles wat zich op de aarde bevindt. Doch, zoals bij alle gas-vormige lichamen, werkt deze drukking niet alleen naar beneden, maar naar alle richtingen met gelijke sterkte. Deze sterke lucht-drukking kunnen wij op verschillende wijzen aantonen. Wij weten, dat wij met een leren zuigertje een plank of klip kunnen oplichten: door het zuigertje vast te trappen tegen de klip, drijven wij al de lucht uit tusschen het leer en de klip; de lucht werkt dan alleen nog van buiten op de klip en op de zuiger in en drukt ze zó vast tegen elkaar, dat enige kracht nodig is om ze weer te scheiden.
Indien het mogelijk was, het deksel van een ijzeren pot volkomen sluitend te maken en de lucht uit de pot te verwijderen, dan zou de buitenlucht het deksel zó sterk vast drukken op de pot, dat de sterkste man het niet zou kunnen aftrekken. Zo heeft men de proef genomen met twee ijzeren half-bollen die op elkaar passen als deksel en pot, doch zó goed, dat er geen lucht door de sluiting kan dringen. Van