Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons leesboek (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons leesboek
Afbeelding van Ons leesboekToon afbeelding van titelpagina van Ons leesboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.15 MB)

ebook (5.09 MB)

XML (0.63 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
jeugdliteratuur

Subgenre

bloemlezing
verhalen
gedichten / dichtbundel
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons leesboek

(1905)–Jan F.E. Celliers–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 133]
[p. 133]

De Macht van het Voorbeeld.

Er is een spelletje onder de kinderen, waarbij zij elkanders handen vasthouden en, in het rond lopende, het volgende liedje zingen: ‘Adam en Eva, Eva en Adam, wij eten, wij drinken, wij maken allemaal zó.’ - en bij dat woordje zó trekken zij allen hetzelfde lelijke gezicht of nemen allen dezelfde lichaamshouding aan. Dit spelletje bergt zó een diepe levens-waarheid, dat het onmogelijk door een kind kan zijn uitgevonden. Wat doen wij, sedert de dagen van Adam en Eva, dan eten en drinken en elkaar na-apen?

Wij weten, hoe wij van de dag onzer geboorte af in alles het voorbeeld volgden van onze ouders en van onze naaste omgeving. Deze navolging is niet alleen onvermijdelijk en natuurlijk, maar ook noodwendig, opdat wij voorbereid worden tot redelijke en normale samenleving met de menschen van onze tijd; opdat wij in het denken en spreken en doen van onze tijd geen vreemdelingen mogen zijn. Onze meerdere of mindere deugdelijkheid in het leven hangt grotendeels af van overgeërfde eigenschappen en van de eerste invloeden na onze geboorte. Voor een ander deel hangt het af van invloeden die op ons inwerken, wanneer van ons gezegd wordt, dat wij onderscheid kunnen maken tusschen goed en kwaad. Wie zal met juistheid bepalen, wanneer voor ieder onzer dit tijdperk intreedt; wanneer wij alleen verantwoordelijk mogen gehouden worden voor wat wij doen? Wij verdiepen ons op het ogenblik niet in deze vraag; ook niet in de vraag: in hoeverre eerste of latere invloeden misschien overwegende kracht uitoefenen; in hoeverre ons oordeel en gedrag dientengevolge op een rechte of verkeerde weg worden gebracht: - laten wij nu alleen de kracht van het voorbeeld nagaan, zo-als geopenbaard in enkele verschijnselen van het leven.

In één opzicht begrijpen wij, kinderen te moeten blijven, namelijk, in het onophoudelijk overnemen van kennis die wij uit onszelven niet voortbrengen en die voor ons onmisbaar is om gelijke tred te houden met de ons omringende

[pagina 134]
[p. 134]

menschenwereld. Maar, helaas! hoe moeielijk valt het ons, het kinderlijke te behouden en het kinderachtige af te schudden! Het is waar, wij trekken nu niet meer schele ogen omdat een ander het doet, wij smeren ons gezicht niet meer vol inkt, omdat iemand anders misschien zo mal is om het te doen; wij huilen niet, wanneer wij één appel hebben en iemand anders heeft er twee; wij zijn niet verdrietig omdat iemand een leeg vuurhoutjes-doosje bezit en wij niet. Maar, maar, te ver moeten wij niet gaan in deze opsomming, want de grens van het kinderachtige ligt te danig nabij. Wat doen wij wèl? Trekken wij geen schele ogen meer? Maar wij kunnen verzekerd zijn dat wij het doen zouden, indien morgen of overmorgen een paar gevierde schoonheden of een paar populaire wereld-grootheden de gewoonte aannamen om het te doen! Smeren wij geen inkt meer aan ons gezicht? Maar wat smeren wij er wèl op, om te lijken als iemand anders? Wie heeft niet bevonden dat hij, onwillekeurig zelfs, een gebaar of spreekwijze overneemt van iemand anders? Op zichzelf is hierin natuurlijk geen kwaad, vooral niet wanneer de overgenomen handbeweging of het aangewonnen woord beter uitdrukking geeft aan onze bedoeling. Wie heeft niet ondervonden, dat hij een of meer menschen aan het gapen kan maken door zelf eerst te gapen? (Misschien wordt men zelfs tot gapen bewogen door eenvoudig te lezen wat hier geschreven staat!) Zo is de geest van navolging dikwijls onschuldig. Maar zullen wij het niet aan band en regel beginnen te leggen, wanneer wrij zien, dat het ons ook beweegt tot het overnemen van grove uitdrukkingen, van onbekookte denkwijzen, van gedragingen en mode-manieren die in strijd zijn met eer en fatsoen? Zullen wij het de overwinning laten op zelfbeheersching en gezond verstand?

Want, het is toch waar, dat neef Jan vloekt omdat neef Piet het doet. Mijnheer A gaat hier of daar heen omdat mijnheer B het doet. Mijnheer C gaat niet naar kerk omdat mijnheer D t'huisblijft. Tante Kaatje haar koffie smaakt haar niet omdat nicht Betje wijn heeft om te drinken. Deze koopt

[pagina 135]
[p. 135]

een stukje speelgoed op wielen, of een rijtuig, omdat gene het heeft, en maakt zelfs schuld om hierin niet achter te zijn. Deze verbeeldt zich, dat hij met 500 pond per jaar niet gelukkig kan leven, omdat gene 2000 pond per jaar kan uitgeven. Men zal zeggen, dat wij hier op het gebied komen van afgunst en begeerlijkheid. Maar, wel beschouwd, heeft de zucht tot navolging zijn grond hoofdzakelijk in een begeerte om zelf ook datgene te verkrijgen wat wij bij anderen zien.

Het voorbeeld werkt even sterk ten goede als ten kwade. Hoe groot belang hebben wij er dus bij, ons in gemeenschap te stellen met de edelste geesten van onze tijd en van het verleden door persoonlijke omgang, en door lezen. Bestendige omgang met God, een recht gebruik van de Bijbel, omgang met edele en fatsoenlijke tijdgenoten en een naarstig onderzoek der voortbrengselen van ernstige denkers uit alle tijden - ziedaar de middelen om ons de gewoonte eigen te maken van gezond en edel denken, om ons een tegenwicht te verschaffen tegen kwade invloeden; ziedaar de weg tot reinmenschelijk leven.

Hebben wij de macht en tyrannie van het voorbeeld op onszelven gevoeld, laten wij dit dan in het oog houden bij ons optreden tegenover anderen. Het is onze heilige plicht, een altijddurende strijd wakker te houden tegen alle bewegingen of bedenkingen die op zelfzucht gegrond zijn en de rechten van anderen veronachtzamen. Deze strijd strijden wij nog op de beste manier door, ieder voor zichzelf, in woord en daad, aanmoediging te geven aan gewoonten die menschenliefde en rechtvaardigheid kweken. Onze eerste zorg moet niet zijn, dat de menschen ons als staatsman of schrijver of iets anders kunnen gebruiken, maar dat God ons als mensch kan gebruiken. Ieder onzer wordt nagekeken, al is het maar door één paar ogen. O, dat wij meer doordrongen waren van het besef der ontzaglijke verantwoordelijkheid die op elk onzer rust!

Met de beste wil van de wereld is het ons onmogelijk, voor

[pagina 136]
[p. 136]

onszelve alleen te leven: - het kwaad, dat wij koesteren of bedrijven, gaat van ons uit als een aanstekelijke ziekte; en wie zal zeggen waar zijn einde is? De leugen van heden zaait twintig voor morgen. Ons onvriendelijk, afstotend woord bereidt tranen en verdeeldheid voor huishoudens die wij nooit zullen kennen. De wreedheid op een hond bedreven kan bij een toeschouwer de aanleidende oorzaak zijn tot een veroordeling op het schavot. Maar de boosheid die wij herbergen heeft geen eens behoefte aan woorden of daden om van ons uit te stralen: uit een zwijgen, waar gesproken had moeten worden, uit een blik van ons oog, uit een onbewaakte houding of gebaar put een zwakke ondersteuning voor eigen ongerechtigheid. Zo ook zal reeds het voornemen tot iets goeds, of de koestering alleen van een geest van lieve welwillendheid, de som vermeerderen van het geluk der wereld. Wij ontmoeten wel eens menschen op de wandeling voor wie wij onwillekeurig de hoed willen afnemen, hoewel wij hen nooit te voren gezien hebben. Nog lang zien wij zulk een gelaat in onze herinnering voortbestaan, en onder die blik vinden wij steun en kracht voor onze goede neigingen. Hoeveel te meer zal de kleine of grote daad van zelfverlochening, van moed, van gerechtigheid, aanhang winnen voor Gods geest op aarde?

Laten wij geen tijd verliezen met te vragen, waarom zulk grote verantwoordelijkheid op ons gelegd is, waarom wij elkanders hoeder zijn. Wij weten onbetwistbaar dat het zo is. Laat dat ons een vingerwijzing zijn en een waarschuwing.

En eindelijk, hoe zullen wij ons gedragen tegenover overtuigingen die even ernstig zijn als de onze en die anderen een bron van rust en kracht zijn, doch die van onze overtuiging verschillen? Wanneer wij bedenken dat die anderen, even als wij, de machtige invloed gevoeld hebben van het ontzag en de liefde, waarmede ouders en leermeesters hen vervuld hebben met betrekking tot hetgeen zij belijden, - zullen haat en minachting dan niet verre van ons wijken;

[pagina 137]
[p. 137]

zullen wij niet, bij trouwe handhaving van de waarheid die wij huldigen, ook eerbied hebben voor de overtuiging die van de onze verschilt?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken