Liederen van droom en daad(1918)–August van Cauwelaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] Heb dank.... Voor B. D. V. Nog vóór in 't luwer licht de zegen Der lente ontlook in tuin en wei, Opeens een bonte en geur'ge regen Van bloemen op mijn witte sprei. Het was een trage val van vlieren, Die voor mijn wondrend oog begon. Van rozen en van anjelieren, Die bloeiden onder milder zon; Een gouden val van gloeiend-gele Mimosa en een donz'ge dauw Van botten en van warm-fluweelen Violenbadjes, donker-blauw. In al die pracht mijn blanke handen, Twee bloemen die herbloeien gaan.... En door mijn luikende oogenranden De dubble sterre van een traan.... O, na een nacht waar dof en doover Aldoor de pijn der wonden waakt, Te rijzen in den kleur'gen toover Die licht u 't leed der dagen maakt; [pagina 82] [p. 82] Te zien hoe zwelt als rozenknoppen Uw hoop naar schooner dageraad, En voelen hoe met vaster kloppen Het bloed weer door uw polsen slaat.... Heb dank die mij dees broze weelde Uit verre en zonnig zuiden zondt; Ik breng uw gave, rijkbedeelde, Met stille wijding aan mijn mond. Hospitaal te Hoogstade. 2de Paaschdag. Vorige Volgende