Liederen van droom en daad(1918)–August van Cauwelaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Meilied Voor Mej. M.E. Belpaire, Maria, 'k mag vandaag niet keeren Waar U een troon staat opgericht; Ik kan uw heilig beeld niet eeren Met bloemenbloei en kaarsenlicht. De vrede is uit; de dagen dreigen Vol strijd, en in den Meienacht, Die zachtjes ruischt door 't groen der twijgen, Sta 'k met 't geweer in hand op wacht. Ik mag niet liggen neergebogen Binst 't avondlof, in schemering, En onder de bestemde bogen U smeeken om uw zegening. Maar 'k zie hoog over zee en landen De heemlen hel van jonge maan, En 'k zie, lijk vriendlijk lampebranden, De glorieuze sterren staan. 't Kwam over ons een wondre vrede En wijding toen de belle ging, En vóór de blanke marmer treden Een bleeke wolk van wierook hing; Nu voel ik weide en land U loven Met bloemen, geel en rood en paars, En 't waait een geur uit doode hoven, Van bloesemende perelaars. [pagina 54] [p. 54] Ik hoor uit vrouw- en kindermonden En ruwgeloovig mannenlied, Deze' avond niet uw lof verkonden, En hoor de dreunende orgel niet; Maar weer is door den nacht begonnen, Het kort geknal, en, verre en bij, Het doodsgedaver der kanonnen, Maria, Moeder, bid voor mij. Roodesterkte, Mel 1915 Vorige Volgende