Het gheestelyck opeeltjen van Hardoysche roose-bladers
(1719)–Pieter Cauwe– Auteursrechtvrij
[pagina 71]
| |
Stemme: Als’t beghint.
Vrienden laet ons vroylijck sijn al met blijde sinne
Want geen droefheyt noch verdriet en mach hier komen binnen
Och waer ick by u mijn Godt hoe soude ick u beminnen.
2. Want alle des werelts vreucht en kan my niet vermaecken
Het en is dan ondeught ten sijn maer ydel saken
Och waer ick by u mijn Godt hoe soude ick my vermaecken.
3. Iesus wilt doch in mijn hert een kleen pijleken schieten
Want het lijdt soo grooten smert den tijdt doet my verdrieten
Och waer ick by u mijn Godt hoe soude ick u genieten.
Eynde. |
|