Het gheestelyck opeeltjen van Hardoysche roose-bladers
(1719)–Pieter Cauwe– AuteursrechtvrijStemme: O mijn beminde Clorinde.
Laet d’ooghen vloyen, besproyen,
Om af te wasschen al dat smet;
Hoort Enghels, hoort naer mijn ghebedt,
En maeckt my al de leden net,
Voor het Heyligh Soet,
Voor mijn hooghste goedt,
| |
[pagina 20]
| |
Iesus Vleesch en Bloedt.
2. O goeden Heere, hoe seere
Wy door u leven, is bekent
Door het soo Heyligh Testament
Van het Hooghweerdigh Sacrament.
Mensch verblijdt en leeft,
Den Heer u meer gheeft
Als een Enghel heeft.
3. Sal den mensch heden, met reden,
Soo hoogh van herten willen zijn?
Siet hoe hier onder kleynen schijn,
Onder ghedaent’ van Broodt en wijn,
De Majesteydt
Selven haer bereydt
Tot ons saligheydt.
4. Wascht eerst u voeten, wy moeten
Veel suyver maecken den Autaer,
Is den Heere Iesus heden daer,
Oft mijn hert oprecht suyver waer?
Heere Iesus gheeft,
Die met hem heeft,
Dat hy altijdt leeft.
Ick hebbe mijn begheert en wensch
Als mijnen Godt komt tot den Mensch.
|
|