Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aensprake aen den overleden heer mr. Johan de Brune, voor desen raetpensionaris van de edel mogende heeren staten van Zeelandt. Ghy hadt, eerwaerde vriend! nu menigh boeck geschreven, En voor het vaderlandt ten vollen uytgegeven, Noch hadt ghy boven dat oock menigh schoon bancket Den vreemden toegeschickt, den vrienden voorgeset; Ghy kunt des niettemin noch niet in ruste wesen, Daer quam een nieu bancquet al weder opgeresen; Maer, na des werelts loop, de doot, de bleecke doot Komt menighmael te gast, al wordt se niet genoot. Ghy woudt een nieuw bancket op uwe tafel setten, Maer siet, het nijdigh spoock dat quam het u beletten, Met dat het u genaeckt, uw inckt bevroos terstont; Uw lijf sijght in het graf, het stof op uwen mont. De ziel, uw beste deel, is hooger opgeresen, Om staegh by onsen God in rust te mogen wesen: By ons besit uw lof de vleugels van de faem, Het beste, na de doot, dat is een goede naem. (1639) Vorige Volgende