Op het bancket-werck van den hoogh-geleerden groot achtbaren heer Johannes de Brune,
Raet pensionaris van de ed mog. Heeren Staten van Zeelandt. (1638).
Al die haer grootste vreught en hoogste lusten setten
In tafels aengedist met allerley bancketten:
En achtent voor geluck, ja, als een snegen vont,
Dat yemant wat versint ten dienste van den mont,
U spreeck ick heden aen. Hier sijn veel rijke tafels,
Verciert met beter kost als diep-geruyte wafels,
Als quee-vleesch, marcepain, of iet van desen aert,
Dat voor een langen tijt in suycker wordt bewaert.
Hier is gesonde spijs, die niemant sal beladen;
Ja, van soo goeden smaeck, die niemant kan versaden.
Wie hier maer yet gebruikt, sta maer een weinigh stil,
Sal roepen overluyt, dat hy meer eten wil.
Komt hier dan, of genoodt of ongenoode gasten,
Ghy kont hier vrolijck sijn, oock midden in de vasten:
Al wat hier is gekoockt gaet boven 't hofs gebraet,
Soo verr' de rappe ziel het lijf te boven gaet.
Wel maeckt u hier ontrent, die veel begeert te weten,
En liever voor den geest, als voor haer buycken eten: