Op het graf van Sampson.
Koomt, vrienden, hier ontrent, men siet'er vreemde dingen:
Hier leyt een wacker helt die leeuwen kon bedwingen,
Die, sonder eenigh swaert, sijn vyant eer verjoegh,
En, met een ezels-been, een machtigh leger sloegh.
Wie kend'er oyt een mensch van soo vermaerde krachten?
Of waer doch is'er een na desen hier te wachten,
Die soo veel oyt bedreef, als Sampson heeft gedaen:
En noch heeft desen helt ten grave moeten gaen.
O rechter van het lant! moest ghy een wijf gelooven,
Die u van uwen staet en leven wou berooven?
Ghy saeght haer slim beleyt tot driemael achter een,
En waer was doen uw kracht, en waer het ezels-been?
Ghy deedt, eer dit geviel, veel hondert Philistijnen,
Oock sonder vorigh leet, in korte stont verdwijnen;
En waerom niet gestoort, en niet geweldigh gram,
Wanneer uw vyant selfs tot in uw kamer quam?
Blint waerj' als Godes heyl van u was afgeweken,
Uw handen vast geboeyt, uw oogen uytgesteken;
Maer ghy waert blinder, vrient, schoon ghy noch oogen hadt,
Doen ghy op haren schoot, of sy op d'uwe sat.
Ghy kont, stoutmoedigh helt, uw vyant overwinnen,
Maer kont geen meester zijn van uw verruckte sinnen;
Uw ziel die was verseylt ontrent een listigh wijf,
Die toont u soet gelaet, maer brenght u om het lijf.
Wat is'er menigh Vorst, die, in voorlede tijden,
Hadt vry een kloecken arm, en wacker om te strijden;
Maer als hy in den arm van snoode vrouwen lagh,
Soo bleef hy niet gestelt als hy te voren plagh.
Sijn geest wiert uytgeblust, sijn kloecken aert vergeten,
Sijn dapperheyt verwijft, sijn krachten afgesleten,
En schoon hy moedigh was, hy wort geweldigh tam,
En die eens scheen een leeuw, is nu een tanger lam.
Maer siet, de doot en is tot Sampson niet gekomen,
Maer heeft op sijn versoeck hem 't leven afgenomen,
Sy is door hem genoot, ja, by hem t'huys gehaelt;
Siet, waer een hoogh gemoet, door vuyle lusten, daelt!
Gesellen, tot besluyt: en laet u niet bedriegen,
En wacht u van het vleesch in slaep te laten wiegen;
Noyt raeckter eenigh man een Philistijnsche vrou,
Die niet en heeft gesmaeckt een bitter na-berou.
|
|