Alle de werken. Deel 2
(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij
[pagina 568]
| |
Maer is de strande vlack, en effen heen gestreken,
Dan speelt de groote zee gelijck de kleyne beken;
Haer stroom gaet sachtjens op, haer stroom is wonder stil,
Het schijnt als of de golf den oever streelen wil.
Men kan, na mijn verstant, uyt dit gesicht bemercken,
Wat op een korsel hooft beleefde leden wercken;
En hoe een vinnigh woord ontrent onstuymigh bloet
Is als een harde rots te midden in de vloet.
Leert grilligh onverstant en rauwe sinnen vieren,
Ghy sultse tot bescheyt, en na de reden stieren;
Maer die met fel gebaer haer gramschap tegen staet,
Geeft oorsaeck, dat de twist geduerigh hooger gaet.
|
|