Alle de werken. Deel 2
(1862)–Jacob Cats– AuteursrechtvrijXLII. Op 't gesichte van mols-hoopen.Geleerde LauwrenberghGa naar voetnoot1), ghy wijst ons nutte vonden,
Hoe dat een snoode mol kan worden ingebonden
Of uyt een hof gejaeght, maer wat ick heb getracht,
't En heeft, de konst te spijt, niet goets te weeg gebracht:
Het dier woelt over-al, ick kan het niet beletten,
Het roert de kruyden om tot aen de violetten;
Dies peys ick nu alleen, hoe my het ongeval,
Met oordeel aengemerckt, ten goede dienen sal;
| |
[pagina 562]
| |
Waer ick nu mollen sie, daer spreeck ick tot my selven:
Dit beest dat schijnt een graf voor my te willen delven,
Want mits het over-al, en soo geduerigh wroet,
Dat is tot my geseyt, dat ick haest reysen moet.
't En is dan geen verlies, wanneer oock hollen spreecken,
Ja, 't is veel eer gewin, wanneer de mollen preêcken;
Dies segh ick, als ick sie het aertrijck opgebult:
Dit staet van desen romp haest op te zijn gevult.
|
|