Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de werken. Deel 2 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de werken. Deel 2
Afbeelding van Alle de werken. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Alle de werken. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.13 MB)

Scans (47.16 MB)

XML (5.07 MB)

tekstbestand






Editeur

J. van Vloten

Illustrator

Johan Wilhelm Kaiser



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de werken. Deel 2

(1862)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXXII. Op 't gesichte van een leeuwerck, op een sootjen in de koy sittende.

 
Dit dier, dat in het open wout,
 
Dat onlanghs in het jeughdigh hout,
 
Dat in sijn soete vryheyt was,
 
En speelde door het lustigh gras,
[pagina 554]
[p. 554]
 
Dat onlanghs gantsche beken had,
 
En daer in volle lusten sat,
 
En daer uyt met vermaken dronck,
 
En dan eens op der heyden sprongk;
 
Of na de groene bossen toogh,
 
Of schier tot aen den Hemel vloogh,
 
Dat heeft nu maer een weynigh gras,
 
Dat heeft nu maer een kleyn gelas,
 
Dat heeft nu maer, ick weet niet wat,
 
Een engh, een slecht, en aerden vat;
 
Daer uyt het, als gevangen, eet,
 
Ten zy dat het de meyt vergeet;
 
Dat sit nu, in een koy gebrocht,
 
Gebannen uyt de vrye locht,
 
Gebannen uyt het lustigh velt,
 
Dat voor hem open was gestelt,
 
Dat eens was als sijn eygen gront,
 
Wanneer het sich in vryheyt vont.
 
En echter toont het vrolijck beest
 
Oock even daer een blijden geest,
 
Het sucht, het ducht, het treurt'er niet,
 
Het geeft noyt teyckens van verdriet;
 
Maer laeft oock daer sijn heeten dorst,
 
En singht een deuntjen uyt de borst,
 
En voedt sich, na de rechte maet,
 
En voeght sich na sijn kleynen staet.
 
My dunckt dat ick hier Zeno sie,
 
Die al sijn goet op een getie,
 
Die al sijn waren achter liet,
 
En sich daer aen niet eens en stiet.
 
Hy stont en keeck ontrent de zee,
 
Hy sagh veel schepen op de ree,
 
Maer sagh oock daer een droef geval:
 
Sijn schip ontrent de lager-wal;
 
Sijn schip, eylaes! sijn eenigh schip,
 
Gedreven op een harden klip,
 
Soo dat de last daer henen dreef,
 
Of in de zee verdroncken bleef;
 
Daer staet de man van all's berooft,
 
En hy en fronst niet eens het hooft,
 
Maer toont noch al een bly gelaet,
 
Oock daer hy aen den oever staet.
 
Ick ben (seyd' hy) na desen tijt,
 
Ick ben voortaen dien slommer quijt;
 
Ick ben ten lesten onbelet,
 
Ick ben ten lesten vry geset,
 
Om even, met een stil gemoet,
 
Te trachten na een hooger goet,
 
Te pogen na een beter staet,
 
Daer aen geen wint of zee en schaet.
 
Het is een kloeck en deftigh mensch,
 
Die eertijts had sijns herten wensch
 
In lant, in sant, in vruchtbaer velt,
 
In goet, in haev', of machtigh gelt,
 
In vette weyden, weligh vee,
 
Of groote schepen op de zee,
 
En die eens door een quaden tijt,
 
Gaet al het kraem te samen quijt;
 
Die (segh ick) als hem dit gebeurt,
 
Sich niet en quelt, en niet en treurt:
 
Maer voelt vermaeck in sijn gemoet,
 
Vermits hy siet een beter goet;
 
Dat is voorwaer een deftigh man,
 
Dien ick met reden prijsen kan.
 
Wel aen, mijn siel, mijn beste pant!
 
Peyst hier op met een rijp verstant,
 
Bedenckt'et vry al menighmael,
 
En leert oock spreken mannen tael.
 
Hebt ghy oyt goet of grooten schat,
 
Gaet, denckt of ghy het niet en hadt;
 
Besit'et of ghy 't niet besaet,
 
Dat is des Heeren eygen raet.
 
Wie aen den rijckdom niet en kleeft,
 
Noch aen het geld sijn herte geeft,
 
Maer staegh op beter dingen siet,
 
Verlies van goet en deert hem niet;
 
Ja, spreeckt veel stouter, mijn gemoet!
 
Verlies van goet, dat is hem goet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken