Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XXIX. Op tegenspoet of vreemde gevallen. Mijn Godt! hoe wonderbaer sijt ghy in uwe wegen! Ontrent het meeste leet daer vind' ick dickmael segen; Ghy sendt my somtijts vreught, oock midden in den rou, En hebt my goet gedaen, oock als ick niet en wou. Ick was in groot gewoel, en hadde veel gedachten, Maer uwen raedt bestont, en was van meerder krachten; Als ick uw dienaer wiert, doen was ick eerstmael vry, En als ick treurigh sat, doen was ick eerstmael bly. Ten tijd' als eertijts Saul sijn vaders ezels sochte, 't Is seker dat hy noyt om kroon of scepter dochte: Oock pleeghd' een ander Saul een wreedt en bloedigh werck, Als hy met alle kracht verstoorde Godes Kerck; En Godt heeft evenwel den eenen soo verheven, Dat hy een machtigh rijck hem over quam te geven; De tweede wierd den Heer een uytverkoren vat, Oock doen hy om het ampt den Heere niet en bat; O Godt! hoe wonderbaer sijt ghy in uwe wegen, Ghy schenckt oock in den druck een onverwachten segen. Het ga my soo het wil, maeckt slechts mijn hert bequaem, Oock in mijn leste snick, te loven uwen naem! Vorige Volgende