Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende III. Een melck-meysje spreeckt: Al schijn ick met een juck belaen, Noch mach ick vry daer henen gaen; Want mits het op mijn leden past, Soo streckt het my tot geenen last; Ick draegh' het na de rechte maet, Gelijck men hier te lande gaet; Ick trede met soo rappen voet, Gelijck een hofsche juffer doet: En waerom ben ick niet soo vry, En waerom niet soo wel als sy? Ick draegh het jock van mijn bedrijf, En sy een yser om het lijf. Hoort, kinders, hoort een rustigh woort, En seght het vry de buuren voort: Wil yemant dragen eenigh pack, En dat oock sonder ongemack, Die grijp' het wel van aenbegin, En draegh'et met een luchten sin; Want al wat yemant willigh doet, Al is'et suer, soo wort'et soet. Vorige Volgende