Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een liefhebber van de ontledinge, om sijne genegentheyt tot deselve te betoonen, plagh dickmaels te seggen, als hier volght: Als ick eens menschen lijf mach grondigh ondersoecken, Dan raep ick meerder lust dan uyt geleerde boecken; Ick vind'er soet vermaeck, ick vind'er hertenwensch, Ick vind een staet, een rijck, een werelt in den mensch. Dus als mijn nietigh vleesch sal neder sijn gelegen, En dat mijn aderslach sich niet en sal bewegen, Soo schenck ick desen romp, en dat uyt enckel gunst, Ten goede van het volck, ter eere van de kunst: Aen God geef ick mijn siel, dat is mijn hooghste wenschen, Maer wat'er overblijft dat gun ick aen de menschen: 't Is nutter dat het vleesch noch iemant voordeel doet, Dan dat het slechts alleen de naeckte pieren voedt. Vorige Volgende