Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Voor de maniere des levens van oude luyden. Maer schoon op ons bedrijf werdt neerstigh acht genomen, Noch laet den ouden dagh niet over ons te komen; Al staet de kaerse stil en buyten alle wint, Men siet dat eygen vuur ten lesten haer verslint. De doodt woont binnen ons, en dese swacke leden Die snellen na het graf, en hellen na beneden: Al wort een oudt gebou bywijlen eens vermaeckt, Noch siet men evenwel dat sijnen val genaeckt. Wel, om dit kranck gestel te mogen onderhouwen, So moet men na den eysch verscheyde dingen schouwen, Verscheyde saken doen. Van beyde dient gewaeght, Voor u die van den tijt en oude dagen klaeght: Voor eerst, wilt uw gemoedt van alle tochten keeren, En laet u nimmermeer van lusten over-heeren; Al wat den geest beroert, dat is geduerigh quaet, Doch meest, wanneer de mensch tot hooge jaren gaet. Voort, hoet u van de spijs die swaer is om verteren, En laet geen harde kost uw teere leden deren: Siet oock, dat ghy voortaen u niet en over-brast, Want voor een swacke maegh en dient noyt sware last. Van tafel na het bedt: Vermijt u van de vrouwen, En laet de frissche jeught den echten acker bouwen; Het is een ware spreuck: wie op sijn leersen pist, Dien is'et meer als nut, dat hy sijn boeltjen mist. Of wel een schoone maeght by David was gelegen, De vorst en dede niet, dat jonge luyden plegen: [pagina 527] [p. 527] Sy gunt hem jeughdigh bloet, doch bleef gelijckse was, Soo dat hy noyt een bloem van haren maeghdom las. De vorst verstont het stuck, hy wist hoe deze saken De krachten hinder doen, en swacke leden maken: De mensch is kout en droogh ontrent den ouden dagh, Soo dat hy heet en vocht niet meer ontberen magh. Wel, oeffent dan het lijf, maer door een sacht bewegen, En voet een langer slaep, dat is uw besten segen: Neemt noch tot uw behulp de geesten van den wijn, Maer die moet evenwel naer eysch gedronken zijn. Betracht een open lijf, en dat met sachte kruyden, Een vocht dat krachtigh ruyckt, en dient geen oude luyden: Dat raedt de kunste noyt, als in een hoogen noot, Want aen een kranck gestel en dient geen harden stoot. Vorige Volgende