Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Uyt Virgilius 2. boeck der landtbouwinge, op limoenen en citroenen. Uyt Meden is een vrucht in ouden tijt gesproten, Die heeft een egger sap in hare schors besloten; Daer kan geen beter dranck of nutter julep sijn Voor nare spokery of ander slim fenijn: Want schoon aen eenigh mensch door gif de leden swellen, Het sop dat sal het lijf in beter wesen stellen; Het kan meer bate doen als eenigh heylsaem kruyt, Het is een vinnigh suer, het bijt den swadder uyt. Dus als een stief-moer pooght, door fellen haet ontsteken, Haer voor-kint quaet te doen, en haer verdriet te wreken, Of dat een spoockster grolt, en vreemde lagen brout, Dit sap is dat de doodt met krachten wederhout. De stam daer aen het wast is keestigh opgeresen, En schijnt aen sijn geway een lauwer-boom te wesen; En soo men uyt den reuck geen onderscheyt en nam, Het ware ja den boom die eerst van Daphne quam. En schoon al ruyst de lucht met wonder harde slagen, Het blad dat kan een storm en harde buyen dragen, Het bloeysel even-selfs dat houdt geweldigh vast, Soo dat het op geen kou of stueren wint en past. De Meden achten 't hoogh, en 't wort van hen gepresen, Vermits het van den stanck den adem kan genesen. Vorige Volgende