Alle de werken. Deel 2
(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij
[pagina 522]
| |
Koom, pluckt nu metter handt, en eet met volle kaken,
Maer wilt'et niet te grof, of niet te gulsigh maken:
Eet fruyten met bescheyt, en na de rechte maet,
En let wat hinder doet, en wat de leden baet.
Maer denckt oock boven dat, hoe seer het is te schromen,
Dat eens den appelman staet om sijn gelt te komen;
En daerom weest beset, op datje niet en eet
Voor datje van het fruyt de ware gronden weet.
Ghy dient van al het ooft den rechten aert te weten:
De persen sijn vergif door onvoorsichtigh eten;
De quee, de vijgh, de druyf, de mispel dient gemijt,
't En zy men die gebruyckt op haren rechten tijt;
Den vroegen abrikock, den appel van granaten,
Kan desen hinder doen en genen weder baten;
De kunst gelt over al. En waerom meer geseyt?
Geen sake dient gedaen, als met een goet beleyt.
|
|