Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XX. Op afgekapte boomen. Al kap ick boomen af, 't en kan my niet verdrieten; Ick segge: dit gewas dat sal eens weder schieten, Want als de Meysche dan sal vallen op het kruyt, Dan schiet het wederom sijn gulle botten uyt. Maer als de levens-draet den mensch wort afgesneden, Dan wort het lichaem dorr' door al de gantsche leden; En schoon de koele Mey ontsluyt haer groenen schoot, Wy blijven evenwel als eygen aen de doot. Schoon dat wy sien de son als in het water dalen, Haer licht schijnt wederom, en toont haer gulde stralen: Maer als ons kranck gestel eens in den grave sijght, 't Is seker dat het noyt sijn eerste wesen krijght. Vorige Volgende