Print Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XVII. Op den aert en eygenschap van den elsch. Men snoeyt meest al het hout, maer Elsch die snoeyt haer selven. O mocht ick, lieve God! tot in mijn ziele delven, En doen wat desen boom, uyt eygen aert, bedrijft, Soo woud' ick noyt bestaen, wat vleesch of werelt stijft; Soo woud' ick even staêgh mijn innigh wesen snoeyen, Ja, woud' in mijn gemoet geen onkruyt laten groeyen; Soo woud' ick alles doen, na uwen wijsen raet: O ghy, die geeft de wil, verleent de volle daet! Vorige Volgende