Alle de werken. Deel 2
(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij
[pagina 486]
| |
Laetst stont ick by een vinck-getouw',
Als ick my wat vermaken wouw';
Ick sagh hoe datmen vogels ving,
En hoe dat al den handel ging.
Ick sagh, wanneer men trock het net,
Als sich een vogel neder set,
Wanneer de vinck, met snelle vlucht,
Haer regel-recht gaf in de lucht,
Dat sy als-dan de slagh ontquam,
En hare vryheyt weder nam:
Maer alsse wou ter zijden gaen,
En gaf haer uyt de rechte baen,
Soo was 't dat sy het lijf verloos,
Om datse slimme gangen koos.
Mijn ziel, wat ick u bidden magh,
Ey, let doch eens op desen slagh!
En als'er oyt een listigh net,
Om u te vangen, is geset;
En dat ghy sijt in hooge noot,
Van smaet, of druck, of van de doot,
En wilt geen kromme wegen gaen,
Maer houdt my staegh de rechte baen;
Die sal u leyden uyt de noot,
Die sal u vrijden van de doot,
Ja, vreughde geven op het lest:
De rechte wegh is alderbest.
|
|