Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Veersen staende op den ingangh van Sorgh-vliet. Turbantur variis mortalia pectora curis, Non equus has fugiat, non ratis acta Noto. Cura duces sanctosque patres & sceptra fatigat, Quin gravibus curis curia nulla vacat. Si tamen hic aliquis: fera monstra quis effugit? addam: Mens bona quae recto tramite carpit iter. Ardua qui duce te, Pater alme, negotia tractat Ille, tuo fisus numine, tutus erit. Fay bien, Crayn rien. De mensch wort omgevoert door veelderhande sorgen, Oock midden in der nacht tot aen den lichten morgen, Geen schip en zeylt soo ras, geen paert en is soo snel, Dat oyt ontvluchten sal het innigh ziel-gequel. Het knaeght tot in het hert, het bijt aen alle kanten, Oock groote prinssen selfs, in spijt van haer trouwanten. Geen diep gegront verwulf, geen hoogh verheven wal, Die buyten houden kan het vinnigh ongeval. Indien'er evenwel noch yemant komt te vragen: Wie dat'er is bevrijt van dese binnen-slagen? Dit sal mijn antwoort sijn: Wie rechte gangen doet, Is midden in de sorgh gerust in sijn gemoet. Vorige Volgende