doen is gebruyckt geweest, en dat'er dickmaels voorname vrijsters, ja Vorstelicke jonck-vrouwen, zijn voor-gestelt geweest tot vergeldinge van kloecke daden van wapenen. Agariste, dochter van Clistenes, Koning van Sicyoniën, is by haren Vader openbaerlicken gedaen uytroepen, een prijs te sullen zijn aen den genen die best soude bevonden worden met de lance gerent te hebben. Tot welcke Ridder-spel meest al den Adel van de Griekse jeught wort geseyt te samen gekomen te zijn. Te Numantien (als in voorleden tijden aldaer twee jonge edel-heden met grooten ernst gelijckelijck stonden naer eene van de voortreffelijckste Jonck-vrouwen van den lande) heeft de Vader verklaert, dat hy de selve ten wijve soude geven aen den genen, die eerst de rechterhand van een Romeyn soude af-kappen, en hem t'huys brengen. Hippodamia, dochter van Oenomaus, Koning van de Elcken, is eertijts met een openbaer vecht-spel te winnen geweest, onder bespreck, dat de gene, die overwon, de jonge Princesse soude genieten; en die overwonnen soude werden, dadelijck soude moeten sterven. En is alsdoen Phelops door behendigheyt eyndelick overwinner gebleven, en heeft alsoo de jonckvrouwe, als sijnen prijs, met hem geleyt. Maer in allen desen is waerschijnelijck het gene eenige van de oude gemeynt hebben, namentlijck, dat in dusdanige voorstellinge een stilswijgende voorwaerde of bespreck scheen begrepen te zijn geweest, te weten, in gevalle in de voor-gestelde maeght geen merckelicken af-keer van den persoon, die overwinner mochte blijven, en werde bevonden. Want anders indien sulcks gebeurde, soo soude het gansch hart zijn geweest aen een vrye Jonck vrouw tegen danck iemant op te dringen, ten ware sake dat de voorstellinge van prijs niet in 't gemeen aen alle, maer alleen aen seker getal van jonge lieden (aen de vrijster te voren bekent) ware gedaen geweest, en dat met voor-weten van de selve. Want in soodanigen gevalle soude sy verstaen moeten worden in den persoon bewilligt te
hebben, en dienvolgende geen na-klachte te mogen in-brengen. Wy willen dan gelooven dat oock Kaleb, in voegen als voren is geseyt, dit stuck sal hebben beleyt: en vinden oock de geschiedenisse hier in diervoegen ingestelt. En ick besluyte dienvolgens, dat sulcks by Kaleb wel is gedaen, en dat dusdanige houwelicken zijn ten goede van den Staet en ten gemeenen beste aengeleyt.
Phil. Wat Kaleb hier gedaen heeft, en kan uyt de geschiedenisse (gelijck die kortelyck in het boeck der Richteren verhaelt wort) met gesien werden. Maer dat Saul sonder eenige bepalinge sijnen uitroep heeft laten doen, kan daer uyt werden af-genomen, dat aen David, een gering Schaep-herder wesende, is toe-gelaten de kansse te mogen wagen, selfs met wel-weten van den Koning.
Soph. 't Is soo ghy segt, Jongeling. Maer schoon David den Reuse al verslagen hadde, soo en is van het beloofde houwelick oock niet gevallen. Want (gelijck het bleeck) soo en hadde Merob, de oudste Dochter van den Koning Saul, geen gevallen aen David; en soo en heest het houwelick niet met hem, maer met Adriel den Meholathiter voortgangh gehadt, 1 Sam. 18.19.
Phil. Maer echter kreeg David daer na Michal, een jonger Dochter van den Koning Saul, als de Schrift getuygt.
Soph. Dat is mede waer, Philogame; maer dat en scheen niet soo seer in vergeldinge van het over-winnen van den Philistijnschen Reus geweest te zijn, als vermits David daerna hondert voor-huyden der Philistijnen den Koning t'huys brachte (1 Sam. 19.25.), en oock vermits Michal tot David genegen was; waer uyt schijnt mede te blijcken, in dusdanigen verkondigen een stil-swijgende bespreck van der Vrijsters bewilginge begrepen geweest te zijn, als ick te voren seyde. Het kan oock gelooft werden, dat Saul, eerst uyt een kleyne gelegentheyt Koning gewerden wesende, soo veel sich heeft gelegen laten wesen aen 't verslaen van den Reuse, dat hy (terwijl de noot drong) te vreden is geweest, sijn Dochter te geven aen den genen die den Reuse soude verslaen, wie het oock soude mogen wesen, offerende en overgevende alsoo sijn dochter (als het schijnen mochte) ten dienste van den Staet, en achtende eenen soodanigen de Princesse waerdigh, die soo grooten heyl het volck van Israel soude toe-brengen. Desen even-wel niet tegen staende, heve Philogame, soo oordeel ick, dat het, na den aert en nature van het houwelick, beter is, dat het selve blijve in sijn volle vryheyt onder de jonge lieden, om malkanderen met minne en vrientschap daer toe te bewegen. Oock meyne ick dat een Prins (willende eenigh heerlick stuck, ten dienste van den lande, uyt-gevoert hebben) beter soude doen, daer toe te stellen treflicke vereeringen van Adel, staten, rijckdom, of diergelijcke, en niet sijn dochter. Immers indien hy goet mochte vinden sulcks te doen, dat hy dan niemant daer toe en riepe, als die hem wel mochte betamen, en sijn dochter wel bevallen, om alsoo haer tot geen ongelijck ofte onwaerdelijck houwelick te brengen. Houwelicken van State mogen wel somtijts dienen ten goede van een landt, selden tot vernoegen van de genen die het meest aengaet. En te dien eynde seyde de Philosooph Plato seer wel, dat men wel een houwelick te wege mach brengen door het lot, mits dat sulcks
geschiede tusschen de goede, en niet in 't wilde. En daer mede genoegh van desen handel.
Phil. Maer seght my doch, soude oock Kaleb de macht hebben gehadt hier in te besluyten, en sijn dochter alsoo ten houwelicke uyt te geven tegen haren danck? Wat dunckt u?
Soph. Dese vrage komt aen op de macht der ouderen in 't uytgeven haerder dochteren, die in den ouden tijt, en sonderlinge in den ouden Testamente, over-al seer groot wert bevonden; na dien men de geheele Schrifture deur kan bemercken, dat het met besluyten van Houwelicken in dusdaniger manieren heeft toe-gegaen, dat iemant, die een Dochter ten houwelicke wilde versoecken, hare Ouders daer over aen-sprack, en dat de Ouders (soo het hun goedt dochte) het geheele stuck af-handelden, sonder dat men bevindt de Dochters daer in eenig gesegh gehadt te hebben; maer wel datse schijnen haer gevoecht te hebben nae den wille haerder Ouderen. Abraham geeft last om Rebecca voor Isaäc sijnen soone tot een vrouwe in te halen, en de selve wert hem toe gestaen, door bewilginge hares Vaders. Jacob bekomt op gelijcken voet de twee Gesusters Lea en Rachel: In welcke geschiedenisse sonderlinge is aen te mercken, dat Rachel, voor by gegaen zijnde, niet en klaegt, dat Lea aen Jacob in 't duyster wort toegebracht, en, sulcks geschiet zijnde, daer tegens niet en streefde, tot een teycken dat zy haer voeght, en haren vader alles laet beleyden. Wie in Israël een vrije Maeght besliep, moeste den Vader van de selve vijftig sickel silvers uytreycken, en moeste noch de selve ten wijve nemen, zoo den Vaders sulcks beviel. Van der Dochters bewilginge geen gewag met allen, Deut. 22.29. Tobias ontfangt Sara op haer Ouders toestaen, sonder meer. Het Houwelick van een beslapen Dochter wert in 't geheel aen haer Vader gestelt, Exod. 22.17. En op gelijcken voet neemt Agar, als zy van Abraham was uyt-gestooten, een wijf voor haren sone, by gebreke van een Vader, Gen. 22.21. Wat den tijt van het nieuwe Testament belangt, aldaer wert klaerlick gesien, dat alle de macht van een Dochter uyt te houwelicken den Vader wert toegeschreven, 1 Cor. 7.38. In voegen dat niet een exempel in de Schrifture te vinden en is, daer een Dochter, buyten consent van Ouders, door het houwelick
haer heeft verplicht. Indien men vorder het ooge wil laten gaen over andere natiën buyten Gods volck, men vint over-al het selve. Tyndarus, Vader van de vermaerde Helena, voor hem eenige ongelegentheyt vreesende, indien hy een swager voor hem, en een man voor sijn dochter verkoos uyt al hare menigvuldige vryers, gaf de selve sijne dochter de macht om een uyt de selve voor haer te mogen kiesen. Danaus en Belus, voortreffelicke Vorsten, vindt men, dat de houwelicken van hare dochters en sonen hebben besorgt. Oock doen de oude Poëten sulcks by hare geschriften over-al klaerlick blijcken. Onder anderen is het selve volkomentlick te sien by seker bruylofs-gedicht van den Poeet Catullus, daer hy den Bruydegom invoert tot sijne Bruyt aldus te spreken:
't Is heden onsen bruylofs-dagh;
Ghy daerom, wat ick bidden magh,
En strijt niet met uw lieven man,
Vermits het niet bestaen en kan.
Maer segt, waerom dus lang gewacht?
Uw Vader geeft my volle macht,
Uw Moeder heeft my toegestaen
Het stuck bevalt hun beyde wel,
En ghy staet onder haer bevel.
Uw Maeghdom hoort u met geheel;
Uw Vader komt een derden-deel.
Uw Moeder heeft gelijcke recht,
Dus staen uw saken wonder slecht.
Want van dat teer en soet juweel
En komt u maer een derden-deel.
En streeft dan niet, ô soetste kint,
Nu ghy u dus vermeestert vint;
Maer geeft uw bloempjen als het dient,
Maer geeft'et aen een heven vrient.
Ey, gunt het my, en scheyd'er af,
Nadien het my uw Vader gaf,
Nadien het my uw Moeder jont.
Wel biedt my dan u rooden mondt;
Want dus (gelijck een ieder weet)
Soo is de Maeghdom wel besteet.
In voegen dat hier en over-al blijckt dat de macht, om kinderen ten honwelicke te besteden, eygentlick der ouders en niet der kinderen werck is geweest.
Phil. Maer hoe is dat te verstaen, Sophronisce? Mochte sulcks tegen heugh en mengh van de Dochters gedaen werden?
Soph. De ouders vermochten, en vermogen als noch niet hare macht over hare kinderen in desen te misbruycken, en aen de selve, tegen wil en danck, vrou of man op te dringen; maer de bewilginge, van de gene die men uyt wil geven, moeste daer by komen. Immers daer en moeste geen onderlinge tegenheyt wesen. En hier mede houde ick voldaen de voor-gestelde poineten.
Phil. Maer of Vader en Moeder gelijcke macht en gesach hebben, in 't besteden van hare kinderen, weet ick al mede sijn bedencken te hebben, en